Sonja Barend, fotobureau Ger Dijkstra & Zn.
Klaaglied om Agnes werd jaren geleden uitgezonden op de televisie. Ik durfde er haast niet naar te kijken maar kon het toch niet laten ook. De maker had alle uiterlijkheden goed begrepen: Agnes was het tere, bleke meisje dat ik mij had voorgesteld, maar de mijne was anders, had een ander karakter, ze was wel bleek, maar anders bleek. Niet mooi, niet lelijk en toch van een hemelse schoonheid.
En al die spanning, alles wat zich afspeelt tussen die twee jonge, heel onvolwassen mensen, dat wat allemaal niet letterlijk wordt opgeschreven maar wat er allemaal wel is, datgene waardoor je dat boek nooit kunt wegleggen, waardoor je het gesprek in de kamer niet meer hoort en waarvan je na jaren de spanning nog kunt voelen, waardoor de tranen in je ogen komen als je er weer twee bladzijden van overleest, dat kon door geen televisiebeeld worden geëvenaard.
Toch ben ik geen sentimentele gek, hoewel ik makkelijk tranen laat bij de eerste de beste banale televisieserie waarin een klein jongetje een onverdiend pak slaag krijgt van zijn aan de alcohol verslaafde vader. Dat bedoel ik dus niet. Want het verhaal van het ‘klaaglied’ was ik na negentwintig jaar wel haast vergeten, maar de simpele schoonheid van de liefde tussen Agnes en haar minnaar ging nooit weg uit mijn hoofd.
‘Met angst en verbazing merkte ik dat mijn gevoelens voor Agnes in staat waren mij fysiek diep te ontstellen. Ik had samen met Alfred dikwijls gespot met de pijnen der liefde, met het zuchten en klagen der romantische geliefden op postkaarten en in balladen: nu ondervond ik aan den lijve dat zelfs het eerste begin der liefde mij geestelijk in onrust stortte en mij inderdaad lichamelijk ziek maakte.’
‘Toen ik drieëntwintig was,’ zei het Arubaanse meisje dat ik deze zomer ontmoette, ‘dacht ik: het moet maar eens gebeuren, want ze doen het allemaal, dus het zal er wel bij horen. Er kwam een aardige jongen en we deden het en er gingen geen violen spelen en ik dacht: is dat het nou? In de boeken had ik het zoveel mooier gelezen.’
Zelfs Marnix Gijsen vindt dat hij tot niets anders dan een ‘wanstaltig’ boek in staat was om de schoonheid van zijn eigen liefdesverhaal te beschrijven. Het is een van de prachtigste wanstaltige boeken die ik heb gelezen.
(Met mijn Arubaanse vriendin is het toch ook nog goed gekomen.)
■