Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Jagd door Martin Walser UitRever Suhrkamp, 223 p., f 42,- Importeur Nilsson & LammCyrille OffermansDe nieuwe roman van Martin Walser, Jagd, sluit aan op een boek van acht jaar geleden, Das Schwanenhaus, meer in het algemeen echter op al zijn-werk van de laatste tijd. Zoals bij Walser sinds jaar en dag te doen gebruikelijk gaat het ook nu weer om de verstrengeling van een type lijden aan het leven dat met de term Weltschmerz zowel to gemoedelijk als te tijdloos zou zijn getypeerd. En het gaat om de stuntelige, beangstigend fantasieloze pogingen om via succes, bij voorkeur in het werk of de liefde, uit te breken in de richting van een betenisvoller leven. Pogingen die de schrijver steevast genadeloos laat eindigen, namelijk met het treurige, op de achtergrond trouwens permanent aanwezige besef van hun onvermijdelijke fiasco's. Daarbij spaart Walser zijn helden niet: het zijn emotioneel en moreel afgestompte figuren die zich van hun gevoelloosheid, of misschien liever van het tweedehandskarakter van alles wat ze voelen en denken, pijnlijk scherp bewust zijn, maar desondanks hoogstens bij machte zijn dat bewustzijn te camoufleren, niet om zich daadwerkelijk wat onafhankelijker te gedragen. Het is duidelijk dat de schrijver zwelgt in die hulpeloosheid en de automatisch escalerende vormen van bedrog en zelfbedrog die daarbij horen. Telkens als je denkt dat zijn figuren nu wel genoeg in al hun schamelheid en leugenachtigheid te kijk zijn gezet, weet hij nog een overtreffende trap van ontluistering te bedenken die zij, kampioenen van de aanpassing, dan weer als de nu eenmaal bij hen passende, uiteindelijk zelfs als begerenswaardig geherinterpreteerde status moeten zien te accepteren. Mede omdat de lezer rechtstreeks getuige is van al die innerlijke worstelingen - Walser is een meester in het gebruik van de vrije indirecte rede - valt er bij hem niettemin altijd veel te lachen. Zoals gezegd sluit Jagd aan op Das Schwanenhaus: de locatie en de belangrijkste personages zijn identiek, ofschoon het verhaal voor het overige een zelfstandig en afgerond karakter heeft. De hoofdfiguur, Dr. Gottlieb Zürn, is makelaar van beroep en nog altijd verwikkeld in een hevige concurrentieslag met enige collega-makelaars, tegen wie hij met een mengsel van afgunst, bewondering en haat opkijkt. Dat hij het tegen hen niet redt, staat al van tevoren vast - het liefst zou Zürn zich ook al bij voorbaat in zijn nederlaag hebben geschikt. ‘Te kunnen doen wat een ander wilde, maakte hem volkomen willoos,’ staat ergens in Das Schwanenhaus, en dat zou ook het motto van Jagd kunnen zijn: op die manier zijn de pijn en het leed - voor Zürn noodzakelijke bijprodukten van elke strijd, ja zelfs van elke handeling - het geringst. Het verbaast niet dal Zürn in het geheim dichter is (als zijn moeder [!] er maar niks van merkt) en dat hij een uitgesproken voorkeur voor nietsdoen aan de dag legt; alleen zo, ver van alle sociale strijd en ontheven van de noodzaak iets te betekenen, meent hij echt gelukkig te kunnen zijn. | |
Allureloos geknoeiMaar dat gevoel is, begrijpelijkerwijs, labiel en dubbelzinnig: zodra zich een gelegenheid vbordoet die hoe dan ook uitzicht biedt op iets beters, stelt Zürn, niet in staat om zelfs de meest banale verleiding te weerstaan, zijn passieve levensidealen in een handomdraai bij. Dat leidt in Jagd tot groteske taferelen. Zürn, die als makelaar ook in zijn eigen zaak inmiddels naar het tweede plan is verwezen, en wel door zijn alleszins tüchtige echtgenote, denkt wraakzuchtig compensatie te moeten zoeken in een reeks clichématig modieuze erotische escapades met vrouwelijke klanten, om vervolgens te ontdekken dat hij ook in het buitenechtelijke bed gedoemd is naar andermans pijpen te dansen. Typerend voor Zürns allureloze geknoei is het dat het belangrijkste rendez-vous in dit kader plaatsvindt onder de dekmantel van een zoektocht naar een in de punk- en drugscene zoek geraakte dochter. En niet minder typerend is de afloop van die dubbele opdracht: als Zürn, voortdurend op zijn qui-vive om zowel zijn overspeligheid als zijn schuldgevoelens te camoufleren, zijn vrouw opbelt om haar het geruststellende nieuws te melden dat hij dochterlief op het spoor is, krijgt hij van hédr te horen dat die alweer thuis is, dus eveneens dat hij andermaal staat te liegen. Jagd is niet een nieuw hoogtepunt in het zo langzamerhand zeer uitgebreide oeuvre van Walser. Daarvoor is dit boek toch te veel een herhalingsoefening. Ook vind ik dat Walser zijn zucht om zich te verliezen in vaak weinig ter zake doende uitweidingen wel wat meer had kunnen bedwingen. Nu blijkt de zwakte van zijn protagonist ook zijn eigen zwakte, zij het dat hij die met grote virtuositeit, dat wel, weet om te munten tot iets waarmee te leven valt. ■ |
|