Te globaal
Een boek uitbrengen om de herinnering aan een reeks theatervoorstellingen levend te houden, is al met al een hachelijke zaak. De kans is levensgroot dat de herinneringen in zo'n boek juist hun definitieve graf vinden. De samenstellers van het boek dat onlangs verscheen ter gelegenheid van het verscheiden van toneelgroep Baal lijken zich van dit gevaar bewust te zijn geweest. In het ‘Ten geleide’ stellen Rob Erenstein en Joost Sternheim dat zij met het boek niet een ‘laudatio als in memoriam’ beoogden, maar ‘een serieuze poging tot het opmaken van een eerste rekening’. Een debat dus? Helaas, toch niet. Zelfs niet een aanzet daartoe. Wat volgt op dat ‘Ten geleide’ is een aantal artikelen van voornamelijk historische aard. Enerzijds in de vorm van een wat droge opsomming van de feiten - welke voorstellingen er zijn gespeeld, wie daaraan hebben meegewerkt, hoe de publieke belangstelling was en wat globaal, veel te globaal, de reactie van de kritiek - anderzijds als anekdotisch getinte beschrijvingen van persoonlijke ervaringen - van Baals eerste dramaturg Ruud Engelander, van enkele acteurs en van de artistiek leider van het gezelschap Leonard Frank.
Scène uit ‘Ubu’ gespeeld door La Mama Repertory Company, 1970
‘A Journal of the Plague Year’, gespeeld door Tenjo Sajiki, 1975
Ook het enige analytische artikel, van de hand van Hana Bobkova, heeft een historische inslag. Bobkova probeert Baal te plaatsen ten opzichte van de verschillende stijlen die de toneelgeschiedenis van de twintigste eeuw kent. Van wat Baal in de vijftien jaar van zijn bestaan betekend heeft voor het publiek dat zijn voorstellingen bezocht, wordt in deze teksten weinig tot niets onthuld. Te theatraal is ongetwijfeld die betekenis, te pluriform voor de gang van het verhaal. Het meest fascinerende aan het boek vond ik daarom de foto's die - ondanks de uitdrukkelijke bedoeling om niet het zoveelste fotoboek over theater uit te brengen - rijkelijk tussen de tekst gestrooid zijn. Die foto's onthullen iets van wat theater is, juist omdat ze zoveel verhullen. Het is onmogelijk genoegen te nemen met de onwerkelijke werkelijkheid die zij presenteren. Dus ga je erbij mijmeren. De vele gedachten die er dan door je heen gaan - met elkaar krijgen ze iets van een toneelstuk.
De literatuurcriticus Roland Barthes heeft in zijn boek La chambre claire gewezen op een mogelijke verwantschap tussen theater en fotografie, een verwantschap die zou lopen via de dood. Is theater niet ontstaan uit rituelen waarbij sommige personen (al of niet met maskers) de doden moesten voorstellen? Ook in foto's wordt het afwezige tegenwoordig gesteld. ‘Fotografie is een soort primitief theater, iets als een tableau vivant, een afbeelding van een bewegingloos en opgemaakt gezicht, waaronder we de dode zien.’ Om het eenvoudig te zeggen: zoals je bij een foto denkt: Hé, dat is Henk, om tegelijk te beseffen dat het Henk natuurlijk niet is, zo stelt ook het theater je voor het feit dat de acteur die Hamlet speelt uiteraard Hamlet is, en toch ook niet. Zowel fotografie als theater zijn kunsten die leven van de spanning tussen verschillende mogelijkheden van eenzelfde werkelijkheid. Kunsten die presenteren en representeren tegelijk. Als zodanig beschouwde Barthes ze beide als ‘utopieën’ van de literatuur, vastgeketend als die is aan de representatie.
Sigrid Vinke in ‘Kleur is alles’ van het gezelschap Het Trojaanse Paard, 1985
Indien Barthes gelijk heeft dan verklaart dat waarom foto's de ervaringen van het theater dikwijls zoveel treffender weergeven dan teksten. In foto's kan een dubbelzinnigheid uitgedrukt worden, die in een tekst onmogelijk te realiseren is. Theaterfoto's met name worden gekenmerkt door die dubbelzinnigheid. Zij staan niet toe, zoals dat bijvoorbeeld met journalistieke foto's wel kan, dat ze louter representerend opgevat worden als weergave van een werkelijkheid elders. Daarvoor zijn deze foto's te onwerkelijk. Zo brengen ze inderdaad iets over van wat ik beschouw als de kern van het theater: dat iets (een persoon met name) verschillende dingen tegelijk kan zijn.
Het is daarom misschien wel wat afgezaagd - dat geef ik de Baal-redactie toe - maar overigens in alle opzichten begrijpelijk dat Mickery, het tweede theaterinstituut dat dit jaar zoal niet geheel verdwenen dan toch ondergronds gegaan is, gemeend heeft zijn tweeëntwintigjarige geschiedenis te moeten presenteren in een fotoboek. En wat voor fotoboek! Driehonderdvijfenzeventig groot formaat pagina's. Foto's van vele honderden voorstellingen. Een boek om steeds even in te bladeren, bij te mijmeren, weer weg te leggen, opnieuw te pakken. En niet alleen voor mensen die Mickery in de loop van zijn geschiedenis gevolgd hebben. Zelfs niet alleen voor theaterlicfhebbers. Uit het bovenstaande mag afgeleid worden dat theaterfoto's hun fascinatie niet speciaal ontlenen aan het moment van herkenning. Zij hebben een eigen fascinatie die eerder afgezwakt wordt dan versterkt wanneer er gemakkelijk herkenning optreedt. Juist dat ze zich weerbarstig tonen jegens het streven ze tol iets bekends te herleiden maakt ze spannend. Net als het theater.