Spuwende dames in ondergoed
De achttiende-eeuwse mestiezencultuur in Batavia
Smeltkroes Batavia Europeanen en euraziërs in de Nederlandse vestigingen in Azië door Jean Gelman Taylor Vertaling Emile Henssen e.a. Uitgever Wolters-Noordhoff, 256 p., f 49,50
Peter van Zonneveld
‘Dese vrouwtjes, dan in 't algemeen aangemerkt, soo Hollandse, als ook Kastise en Mistise, in sonderheid op Batavia, sijn 't meestendeel so pragtig, so hovaardig. So dartel, en weelderig, dat sy van brootdronkenheyt, nauwelijks weten hoedanig dat sy haar sullen aanstellen; sy laten haar dienen, als princesse, en hebben sommige veel slaven en slavinnen tot haren dienst, wake nagt en dag, als wagt honde moeten oppassen.’
Zo beschrijft de scheepschirurgijn Nicolaus de Graaff, in zijn laat-zeventiende-eeuwse Oost-Indise spiegel de dames die hij aantrof in het centrum van het Hollandse koloniale imperium in de Oost: Batavia. Dit fragment, typerend voor het beeld dat de Europese reiziger kreeg van de Indische samenleving, ontleen ik aan een fascinerende studie over Europeanen en euraziërs in de Nederlandse vestigingen in Azië: Smeltkroes Batavia, van Jean Gelman Taylor. Het is de vertaling van The Social World of Batavia, dat bij verschijnen in 1983 enthousiast werd ontvangen.
Het leven in het Batavia van die dagen werd bepaald door wat Taylor een mestiezencultuur noemt, ontstaan uit de versmelting van Europese en Aziatische elementen in de ruimste zin van het woord: niet alleen Hollands, maar ook Portugees, niet alleen Javaans, maar ook Singalees. Maleis en Chinees. Hoe rijk geschakeerd die cultuur was, blijkt mede uit De Graaffs inventarisatie van de vigerende scheldwoorden in zijn beschouwing over de Bataviase dames, die hun slaven of slavinnen bij het minste of geringste:
‘voor een poete rastade, poete de negre, of fili de pocto, of fili de katsjoer uitsonderden, (dat is) te seggen geraffineerde, of andermans hoer, slave hoer, hoere kint, of honde kint, en somtijts nog erger, en so sy 't eenigsints hebben verkerft, lattense haar om een geringe oorsaak, aan een paal of op een ladder binden, en de met scherpe doorgespouwe rottinge op haar naakte lighaam, sodanig slaan en geeselen, datter 't bloet by neerloopt en de lappen daar by neder hangen.’
Die gevarieerde samenleving was het gevolg van het door de VOC gevoerde beleid. De talrijke vestigingen van de compagnie in Azië, van India en Ceylon tot China en Japan, werden bevolkt door Hollandse mannen die relaties aangingen met Aziatische vrouwen. Mannen als Jan Pieterszoon Coen hebben nog een tijdlang geprobeerd meer Hollandse vrouwen naar de Oost te halen, maar die pogingen hadden weinig succes. Aziatische of eurazische vrouwen stelden minder hoge eisen, waren gewend aan het klimaat, wakkerden het heimwee naar Holland niet aan en baarden kinderen waar de VOC ook weer plezier van kon hebben.