[De werkelijkheid lezen in de glimlach van de golven - vervolg]
Stefan Themerson
werk verricht, onderhoudt de schrijver zich met een van de andere dames. Dat wil zeggen, hij praat met haar, want zeelucht opsnuiven, naar schilderijen kijken en de liefde bedrijven zijn voor hem te persoonlijke aangelegenheden om in het openbaar te doen. De dame doet haar kleren weer aan en helpt hem eem naakte waarheid te ontdekken door gedachteloos een liedje te zingen waarvan de scabreuze inhoud haar ontgaat. Dan realiseert de schrijver zich: ‘Wij allemaal raken de betekenis kwijt van de woorden die we gebruiken; we stellen ons tevreden met verbale formules; bang voor de werkelijkheid gebruiken we alleen maar stereotype uitdrukkingen, we eten liever leuzen, we slapen liever met clichés.’
Door dit inzicht wordt de semantische poëzie geboren: ‘Ik begreep dat de actie zelf van het ontdekken van die naakte waarheid de geest kan verrijken, haar kennis kan geven, haar mogelijkheden verruimen, schoonheid kan geven aan haar gedachten. En ik wist nu dat de beste weg om die te ontdekken was de mystificerende aureolen van conventionele, traditionele, patriotische, morele, pittoreske associaties weg te werpen en dit te doen door de woorden te vervangen door definities in emotioneel neutrale woordenboeken woorden, streng nauwkeurig, confom vereiste standaarden van precisie.’
Semantische poëzie is voor Themerson de simpelste verwoording van het rijkste gevoel. Als voorbeeld geeft hijzelf een gedicht dat hij vond in E.B. Taylors Anthropology. ‘Jongere broer niet/Zoon niet/hierna zal ik/weerzien ooit.’ Zelf heb ik altijd het mooiste voorbeeld gevonden Schierbeeks gedicht over een begrafenis: ‘Allen gingen/jij ook/ik bleef.’
Maar de semantische poëzie wil niet alleen zuiver in de esthetische maar ook in de morele zin zijn. Want een gedicht als ‘Gerontion’ van T.S. Eliot mag dan wel mooi zijn, maar het is tegelijk ‘zowel moreel verdorven als intellectueel oneerlijk’ door zijn antisemitisme. Wie zal dit probleem oplossen? Een lieflijk barmeisje.
In Lógic, Labels and Flesh krijgt de wat zorgelijk ogende Themerson in een pub met een pint de vraag toegeschoven waarom hij er zo raar uit ziet. ‘Omdat ik denk,’ antwoordt hij. ‘Waarover dan?’ wil het barmeisje weten. ‘Over het denken,’ antwoordt Themerson. Dat kan niet, volgens het meisje, tenzij je rijk of gek bent. Uiteindelijk moet denken over iets gaan, desnoods over het huis dat Jan bouwde, dus over ‘This is the farmer sowing his corn/that kept the cock that crowed in the morn’. Maar als een vrolijke klant invalt: ‘You kiss the maiden that kept the cock,’ krijgt hij van het meisje te horen dat hij op zijn taal moet letten. En hiermee heeft Themerson de bouwstenen voor een filosofie die het gevaar, zelfs dat van de poëzie, moet neutraliseren: beginnen met de werkelijkheid en op je taal lettten. De ‘mens sana’ van een barmeisje, daarover gaat de filosofie van Themerson.
Het gezonde verstand is voor Themerson vooral goed uit je ogen kijken, het is ‘het proces waarin we de werkelijkheid lezen in de glimlach van de golven’, een synesthestische gevoeligheid die hij ‘awareness’ noemt, een combinatie van opmerkzaamheid en bewustzijn. Dit bewustzijn prikt geen etiketten op, het deelt niet in klassen in. Dat zijn allemaal onverplichtende produkten van de menselijke geest, ze halen uit elkaar wat bijeen dient te blijven. We moeten niet denken in klassen, zegt Themerson, maar in coördinaten. We moeten de dingen niet reduceren tot een bepaald kenmerk, maar ze in samenhang met andere kenmerken beschrijven, met behulp van een grafische voorstelling ‘die zo schetterig arbitrair is dat hij ophoudt arbitrair te zijn’. Wat Themerson beschrijft is een open geest in een open maatschappij; hij wenst mensen die individueel zijn zonder gemeenschappelijke kenmerken te verliezen én het oog daarvoor.
Slechtheid of schofterigheid, zegt Themerson, is altijd te wijten aan onkunde en slecht redeneren, ‘het niet op de hoogte zijn van de feiten en een logica die niet weet dat er geen logische reden is om te bedenken dat mijn of jouw gemak meer waard zou zijn dan dat van hem of haar’. En de fout waarin we vooral niet moeten vervallen is goede bedoelingen met kwade middelen te willen verwezenlijken: ‘Het gebruik van kwade middelen om bepaalde doeleinden te bereiken vernietigt die doeleinden.’