Het eeuwige bestaansverdriet
Edgar Cairo's Afrika-roman
Nyumane/Uit mensennaam door Edgar Cairo Uitgever: Agathon, 341 p., f 34,90
Michiel van Kempen
Het is een nieuwe weg in zijn oeuvre en toch lag het welbeschouwd in de lijn der verwachting: een roman van Edgar Cairo over Afrika. Want er was nauwelijks nog een aspect van geschiedenis, leven en verwachting van de (Surinaamse) creool dat hij nog niet aan de orde had gesteld en met de roman Dat vuur der grote drama's (1982) en in het toneelstuk Dagrati! Dagrati! Verovering van de Dageraat (1984) had hij de grenzen al verlegd naar het Caribisch gebied buiten Suriname. De vraag was alleen maar: wanneer zal die roman er komen en hoe zal die uitpakken?
Het enige maanden terug verschenen Nyumane is een roman over de geschiedenis van Afrika en tegelijkertijd is het een boek over de geschiedenis van de mensheid. Want als er iets dwingend uit het boek naar voren komt, dan is het wel dat de geschiedenis van de negers geen geïsoleerde geschiedenis is, en dit dan niet bedoeld in historisch-maatschappelijke zin, maar in mythische zin: de tragiek van de mens is niet de tragiek van één volk, één continent of één ras, maar het drama van de mensheid in haar totaliteit.
Edgar Cairo schrijft over de neger, voor de neger, vanuit een negeroptiek, in een negerse vorm, maar wie in dat negerelement slechts het particuliere en momentane ziet, mist de kern van Cairo's fascinatie. Hoe is de historie in staat telkens weer en opnieuw zichzelf te herhalen in een bewegingsmechaniek van lijden? Wat is het systeem dat de geschiedenis heeft ontwikkeld om altijd opnieuw grote delen van de mensheid te elimineren, af te snijden van het recht op een menselijk bestaan? In de slavernij evengoed als in de concentratiekampen, in de Trojaanse oorlog evenzeer als in de islamitische oorlog van ajatollas, in genocides door alle eeuwen heen: van Indianen, van Colombiaanse en Paraguese boeren, van Goelag Archipel, jodenvervolging en Palestijnenverdrukking, heeft zich een dehumanisering van de mens getoond waarvan de wortels diep verborgen zijn gebleven, ook al benoemen we die met ‘erfzonde’, ‘Kumburuwa-droom’ of ‘condition humaine’. Het is hierin dat de fascinatie van Edgar Cairo's Nyumane/Uit mensennaam is gelegen en zijn keuze voor het geteisterde Afrika als object is vanuit dit gezichtspunt bezien exemplarisch voor alle aardvolkeren. Zo, hoewel geheel op negerleest geschoeid, mist het boek de simplificerende zwart-witschildering die nogal wat roots-literatuur aankleeft. De zin waarmee de Neanderthaler op een vergadering van alle ‘oeroude gelederen’ (Indianen, negers. Eskimo's, enzovoorts) een volstrekt stilzwijgen inroept, is duidelijk genoeg: ‘Het is de ontketende dierlijkheid van ons allen die in de nieuwe werelden de mens doet razen.’
Centraal in de roman staat het levenslot van Nduma (mensenkind), de immer ontheemde. Nog voor zijn geboorte wordt zijn moeder, het Nteke-meisje N'ptilamah, op een rooftocht van de Ngo-Ngo meegevoerd. Deze roversstam is een verbond aangegaan met de Ba Portu (de Portugese veroveraars). De tweeling die N'ptilamah baart, zal geofferd worden. Het eerste kind wordt onthoofd door de medicijnman Bantagwobo (die een schitterende tirade afsteekt tegen het christendom). Het tweede kind, Nduma, overleeft op wonderbare wijze: de reuzenslang wurgt het niet en, nadat de moeder is doodgespiest en de vader doodgemarteld, verschijnt plots de mythische oerman Ndu-tata op het toneel en zorgt ervoor dat het hoog in de lucht geworpen kind veilig landt.
Tijdens de tocht van het binnenland naar de kust wordt Nduma ontvoerd door de stam van de Nzi-Ng'ga, bij wie hij vijftien jaar later, na een duel met de mulat-verrader Obanya, de koninginnedochter zal mogen huwen. Voor het zover komt, raakt hij echter opnieuw ontheemd, nu als slaaf in handen van de Portugezen. Bij een opstand wurgt hij de conquistador Pedro Gonçalves Saavedra, zonder dat diens soldaten kunnen ingrijpen, want Nduma verandert in een slang. Dat is het mythische einde van het mensenkind, dat natuurlijk evenzeer als het Mensenkind uit de gelijknamige roman van Augusto Roa Bastos symbool staat voor de mens en diens levensgang.
Het bovenstaande is de reconstructie van het met veel mythen omweven, niet-chronologisch vertelde verhaal, waartussendoor nog heel wat meer verteld wordt. Een aantal van de dertig hoofdstukken geeft vertellingen die wel afwijken van de Nduma-lijn, maar die ondersteunend werken voor de hoofdthematiek: de ontworteling en het lijden van de volkeren. Zo ontvouwt zich de verovering van Afrika door de Portugese conquistadores, die gedreven door armoede en frustraties, met katholieke ondersteuning van padres en freires, de verschillende stammen paaien met geschenken en mooie beloften, tot slavernij brengen of uitmoorden. We zien hun grenzeloze hebzucht die hun alle middelen doet hanteren om zich de Afrikaanse rijkdommen toe te eigenen en zich teweer te stellen tegen andere Europese veroveraars. De negers vechten vaak terug met inzet van al hun krachten en gebruiken: als antichristelijke verzetsdaad wordt hun kannibalisme tot in details beschreven (de Portugezen doen daar echter weinig voor onder, wanneer zij het bloed van gemartelde Vlamingen drinken!). Maar we zien ook hoe zich hun tragische verdeeldheid onontkoombaar voltrekt in het prachtig vertelde hoofdstuk over de stammenoorlog die uitbarst bij het Shona-volk. Hoe schril steekf deze negerrassehaat niet af tegen de imposante oergeschiedenis van duizend jaren die in Nyumane in de schildering van de Bantoe-volkeren tastbaar wordt gemaakt. Meer dan twintig miljoen negers werden geknecht en op slavenschepen de oceaan over gestuurd, zonder dat zij zich in eenheid konden teweerstellen: ook hun sloeg het lot van de onderlinge naijver en versplintering.