Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
De belijdenissen van J.B. Hemelryckx door Frans Denissen Uitgever: Bert Bakker, 137 p., f 22,90Wim VogelOf het debuut van de Vlaamse schrijver Frans Denissen vorig jaar is genoemd in de literaire jaaroverzichten weet ik niet; misplaatst zou dat niet zijn geweest. Te midden van de vele grijze muizen die de Nederlandse literatuur baart, valt zijn roman De belijdenissen van J.B. Hemelryckx op door de felle en gepassioneerde toon waarmee een vijfendertigjarige man zicht probeert te krijgen op ‘hoe verkeerd het pad wel was dat hij genomen had’. Hij wil zien waar hij vandaan komt om te weten waar hij heen moet. Natuurlijk, het beschrijven van een midlevencrisis is niet erg oorspronkelijk. Recente romans van Siebelink en Geel behandelen eenzelfde thematiek. Goed geschreven, kundig gecomponeerd, maar voorspelbaar. Een hoofdpersoon twijfelt aan zichzelf, aan zijn vrouw, aan zijn carrière. In die wankele stemming lokt het perspectief van een nieuwe liefde, een andere bestemming, die beide illusoir blijken. Die ervaring werkt zuiverend en omdat er weinig anders opzit, verzoent de antiheld zich met zichzelf, met zijn vrouw, met zijn loopbaan. Waar Jan Baptist Hemelryckx door het schrijven van zijn belijdenissen achter komt, is dat het nu juist wel om die illusies gaat. Dat verlangens, dromen en passies de middelen zijn waarmee de tijd en dus de dood aangevallen moeten worden. Wie die illusies opgeeft, accepteert de werkelijkheid en zal als schrijver zich beperken tot anekdotische literatuur. J.B. Hemelryckx lijkt weinig reden tot klagen te hebben. Hij bemint zijn vrouw, hij houdt van hun tienjarige dochter en als vertaler van voornamelijk Italiaanse literatuur (onder andere Dantes Divina Commedia) is hij succesvol. Toch ruikt ook hij die geur van hoger honing. Hij zal zich nooit vertaler noemen maar schrijver, al krijgt hij al jaren geen letter op papier. ‘Hij had het woord “dood” op zijn blad geschreven, in alle richtingen, maar verder was zijn schrijven dood gebleven.’ Die blokkade wordt een obsessie, veroorzaakt een midlevencrisis en om de oorzaken van de weerzin te achterhalen trekt Hemelryckx zich terug in een klooster. In de stilte van de cel vullen de bladen zich dan eindelijk en schrijft hij zijn belijdenissen die door hun bijna verboden karakter duidelijk maken waardoor de auteur zich in het werkelijke leven zo melancholisch, zo depressief voelt. Frans Denissen gaf aan zijn debuut een motto van W.B. Yeats mee: ‘For everything that's lovely is/But a brief, dreamy, kind delight.’ De strijd tussen die vijandige motieven, liefde en tijd, passie en dood, vormt de werkelijke inhoud van het boek. Hemelryckx moet bekennen dat hij op belangrijke momenten in zijn leven voor de echte liefde op de vlucht is gegaan. Dat hij zijn jeugdliefde Maria verraden heeft, dat hij tien jaar later de gepassioneerde Carmen moedwillig heeft opgeofferd aan de tijd, aan de omstandigheden en dat hij wel een huwelijk is aangegaan met de nuchtere Beate. Door Beate, die in tegenstelling tot haar man niet door kunst besmet is, leert hij de werkelijkheid kennen en die heeft geen boodschap aan passies. Over de eenzaamheid binnen een gelukkig huwelijk, over het gevecht tegen de tijd die aan alles een einde maakt, over de dood die op alle mogelijke manieren in Hemelryckx' leven opduikt, het meest aangrijpend in de geschiedenis van zijn broer Kristoffel, daarover handelen deze met hart en ziel geschreven bekentenissen. Gelukkig is Denissen als hij het verhaal van zijn jeugd vertelt, niet bezweken voor de verleiding dat volgens de goed-Vlaamse traditie te doen. ‘Weliswaar was hij op zijn twaalfde naar een jezuïetencollege in Antwerpen gestuurd, maar ook daar wilde hij geen woorden aan vuilmaken. Daarvoor verwees hij naar drie generaties Vlaamse romanciers die dat thema grondig hadden uitgemolken. Hij vond dat al dat geleuter over pastoorsscholen maar eens moest ophouden. Echt, over zijn jeugd viel niks te vertellen.’ Wat hij echter terloops en fragmentarisch meedeelt over het verdwijnen van zijn geboortedorp in het Antwerpse havengebied, over de naweeën van de Tweede Wereldoorlog in een kleine Vlaamse gemeenschap, over de bedevaart met zijn grootvader naar de IJzertoren in Diksmuide is verhelderend, authentiek en bijzonder goed geschreven. Als Hemelryckx zijn belijdenissen op papier heeft staan, is het zoveelste kunstwerk, de zoveelste aanklacht tegen de tijd voltooid. Hij weet dat elk verbond tegen de tijd hoonlachend zal worden gewroken door de dood. Hij weet echter ook dat hij een boek heeft toegevoegd ‘aan de hoge muur van boeken waarachter hij zich had verschanst’. Dat die muur nooit hoog genoeg zal zijn, bewijst het zommernummer van Raster waarin Denissen nieuwe, krachtig geschreven fragmenten publiceert uit het leven van J.B. Hemelryckx. ■ |
|