Menslievende satire
Driehoeksspel door Patrick Gale Vertaling Maarten Polman Uitgever: Veen, 157 p., f 24,90
Eric Gobbers
De derde roman van de zesentwintigjarige Britse auteur Patrick Gale plaatst zich door zijn onderwerpkeuze en zijn wat afstandelijk ironische stijl moeiteloos in de stevige en veilige traditie van sociale satire. Daarmee bedoel ik niet de misantropische uithalen van Swift, Wyndham Lewis of zelfs Kingsley Amis, als wel het gedegen maar niet direct overweldigende proza van Malcolm Bradbury, David Lodge of Iris Murdoch.
Gales hoofdpersoon, Hilary Metcalfe, is een mislukte acteur-danser die in de hoop op betere tijden als lesgever aan de kost komt. Zijn grootste passie is de muziek van Rodgers en Hammerstein zodat onophoudelijk de ouwelijke melodieën uit South Pacific, Oklahoma en The Sound of Music door zijn appartement schallen. De andere deelnemers aan het driehoeksspel waar de titel naar verwijst zijn Hilary's zuster Henry, werkzaam in een psychiatrische kliniek en Rufus, een pianoleraar en net als Hilary een mislukt acteur. Hilary en Rufus hebben een homoseksuele relatie die stilletjes aan op zijn eind loopt en het boulevardtheaterachtige karakter van de plot wordt nog versterkt wanneer Rufus wordt opgepikt door Hilary's zuster, zonder dat ze weten... enz. Hilary vindt ook nog een baby die hij wil adopteren en hij wordt vurig aanbeden door de dochter van zijn Indische huisbaas.
Met redelijk vakmanschap (de verandering van het gezichtspunt door middel van kleine sprongetjes terug in de tijd dat Gale vooral naar het einde toe bijna hoofdstuk per kort hoofdstuk toepast, is mooi gedaan) vult Patrick Gale de boulevardstructuur van zijn roman op met ontledingen van de geestesgesteldheden van zijn zowel professioneel als emotioneel wat op de dool geraakte personages. Het karikaturale aspect van Hilary en co. wordt hierdoor verzacht; ze worden menselijk gemaakt en ze krijgen een innerlijk leven. Op zichzelf is dat natuurlijk een interessante werkwijze, maar wanneer die vermenselijking niet meer inhoudt dan het aantonen dat de personages ook in staat zijn tot algemeen geldende gevoelens dan is het resultaat een weliswaar vlot leesbare, maar nergens beklijvende tekst. Vandaag gelezen, morgen alweer vergeten.
Men kan Patrick Gale zeker niet van slechte bedoelingen beschuldigen, hij laat zijn personages met heel wat vallen en opstaan een vorm van levensaanvaarding bereiken en tijdens de weg die ze afleggen worden de tragikomische situaties netjes gedoseerd. Maar wat ik mis zijn meer momenten waarbij de achteloos lezende lezer de ogen wat verder opentrekt zoals bijvoorbeeld hier: ‘Zoals Debbie (...) had opgemerkt, wonnen kinderen het gemakkelijk van mannen omdat ze minstens zestien jaar bij je moesten blijven, waarna je er zeker van kon zijn dat ze nooit van je af zouden komen.’
Het is misschien jammer, maar André Gides boutade ‘les bons sentiments font les mauvais romans’ is nog steeds in veel gevallen geldig. Patrick Gales menslievendheid staat buiten alle twijfel.
■