Gedicht
Warme en koude ruimtes
Wij belanden van warme ruimtes in koude,
en van koude weer in warme.
De pasgeborene schreeuwt plotseling tegen het licht.
De hele tijd heeft hij geweten dat de lawine kwam.
Hoeveel raadselachtige steden bouwt niet
wat wij het hart noemen onder de aarde!
De paring is eerder een zich herinneren dan een vergeten.
Soms zijn wij droge sneeuwkristallen,
voortgedreven door een ijskoude wind, wervelend
over de uitgestrekte glanzende ijsvlaktes. Genadeloos.
Op lange warme zomerdagen onder breedgespreide
grazen koninklijke herten in de groene schaduw.
Een milde wind trekt door het landschap.
Ik bedoel dat ook aan het klagen een einde moet komen.
LARS GUSTAFSSON
Uit: De stilte van de wereld voor Bach. Gedichten. Keuze, vertaling, nawoord J. Bernlef. De Bezige Bij, f 34,50.