Bekentenissen van een abstract-expressionist
Kurt Vonneguts roman ‘Bluebeard’
Bluebeard door Kurt Vonnegut Uitgever: Jonathan Cape, 300 p., f 47,-
Hans Schoots
Zal ik u vertellen wat Rabo Karabekian verborgen houdt in zijn aardappelschuur? Hij houdt het geheim tot aan het slot van zijn autobiografie dus mijn indiscretie wordt door hem vast niet op prijs gesteld. Ik was zelf nogal onder de indruk toen het mysterie ontsluierd werd en het zou jammer zijn dat effect voor de lezer te bederven. Nee, van mij zult u niets horen, al gaat het om een gegeven dat essentieel is voor het gehele boek.
Karabekian was in de Verenigde Staten ooit een vooraanstaand abstract-expressionistisch schilder. Door een fout in de eeuwig houdbare verf Sateen Dura-Luxe is al zijn werk echter uiteengevallen. Op het moment dat hij zijn autobiografie schrijft woont hij in een kapitaal buitenhuis, dat de grootste particuliere verzameling van abstract-expressionistische kunst ter wereld herbergt.
Hoewel hij goed bevriend is geweest met Jackson Pollock en Mark Rothko bestaat Karabekian niet echt. Hij is ontsproten aan het brein van Kurt Vonnegut en de autobiografie van de schilder is in werkelijkheid de roman van de schrijver.
In Bluebeard lopen twee lijnen door elkaar: het verhaal van Karabekians levensloop en de gebeurtenissen die plaatsvinden terwijl hij die opschrijft. Zijn leven wordt - net als dat van iedereen die niet na 1950 in een land als Nederland of Denemarken is geboren - overschaduwd door grote historische gebeurtenissen. De eerste is voor Karabekian de Turkse massamoord op ongeveer een miljoen Armeniërs in 1915. Zijn ouders wisten er ternauwernood aan te ontkomen maar waren voor hun leven getekend. Ze emigreerden naar Amerika, waar Karabekian in armoedige omstandigheden opgroeide. De andere gebeurtenis is de Tweede Wereldoorlog, toen Karabekian zich als officier in Europa aan het front bevond. Vonnegut schrijft zoals altijd over de grootste gruwelijkheden alsof we te doen hebben met wrange grappen: de geschiedenis vloeit verder en verder en tracteert ons nu eenmaal om de zoveel tijd op onaangenaamheden, waartegen geen andere verdediging mogelijk is dan maar eens een verwrongen grijns te trekken net als een boer die kiespijn heeft.
De geschiedenis is ook de achtergrond waartegen het voornaamste thema van Bluebeard reliëf krijgt: wat is de functie van kunst? En trouwens, wat is kunst en wat niet? Met deze vragen wordt Karabekian van verschillende kanten geconfronteerd. Allereerst door zijn leermeester Dan Gregory, een illustrator die hem verbiedt het Museum of Modern Art te bezoeken maar die ‘afgezien van zijn schilderijen, minder verbindingen met de werkelijkheid en met het gezond verstand had, dan de meest radicale moderne kunst’. Gregory sneuvelt als aanhanger van Mussolini op een slagveld in Egypte. Karabekian heeft van hem uitstekend realistisch leren schilderen, maar vormt in New York met Pollock, Rothko en enige anderen de abstract-expressionistische school, waarvan de methode later ook is aangeduid als Action Painting. Hun doel was volgens Karabekian schilderijen te vervaardigen die betrekking hadden op niets buiten het werk zelf. Dit is een niet geheel juiste weergave van de intenties van de Action Painters. Zij wilden emoties uit hun onbewuste manifest maken in hun schilderijen. Het doet verder weinig af aan de strekking van Karabekians redeneringen. De abstract-expressionisten verschenen ten tonele tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog en typerend voor hun positie is dat ze met deze oorlog trachtten af te rekenen door hem te negeren.
Karabekians jeugdliefde Marilee, die na veel omzwervingen bewoonster is geworden van een palazzo in Florence, waar ze de op een na grootste abstract-expressionistische schilderijenverzameling aanlegt, schrijft hem dat de doeken in weerwil van wat hij beweert wel degelijk iets anders buiten zichzelf uitdrukken: chaos. En Karabekian bekent de lezer dat hij zich bij het vervaardigen van zijn ogenschijnlijk abstracte werken steeds reële zaken heeft voorgesteld.