Ingehouden weemoed
Er is niets aangenamers dan het bezoeken van plaatsen, waar je het verleden nog bijna kunt aanraken,’ schrijft Peter Zonneveld in zijn inleiding tot Heimwee naar Mongolië (Kwadraat, 58 p., f 13,50), een bundeltje van vier korte reisverhalen van zijn hand. Uit de keuze van onderwerpen blijkt dat de auteur inderdaad net zo lief in de tijd als in de ruimte reist. Hij bezoekt het eiland Ceylon, waarvan misschien niet algemeen bekend is dat het van 1658 tot 1802 onder Hollandse heerschappij stond. De sporen daarvan zijn her en der nog vindbaar: in verstofte kerkjes, in forten, op munten, en zelfs in de Singalese taal. Voorbeelden van uit het Nederlands gekomen woorden zijn, wellicht niet toevallig: kuvitansie-ya (kwitantie), kantoruva (kantoor) en kärakoppu-va (kerkhof). De Dutch Burgher Union, een culturele vereniging van nazaten van de Nederlanders, telde voor de oorlog nog duizenden leden. Als Peter van Zonneveld hun gebouw in 1979 bezoekt, zijn er nog honderddertig veelal passieve leden over, wordt Sint Nicolaas wegens gebrek aan kinderen onder de burghers niet meer gevierd, en staan Van Lennep. Beets en Truitje Bosboom-Toussaint in alle rust te ontbinden op de schappen. Alleen Dr. Brohier, een burgher van ver in de tachtig, beijvert zich om de geschiedenis van de Hollandse periode op Ceylon zo volledig mogelijk te boek te stellen. Hij schreef onder meer over waterwerken, genealogie, klokken, hemelbedden, kasten en burgemeestersstoelen. Dr. Brohier is blij met het bezoek en ‘toont zich verheugd over de hernieuwde historische belangstelling, ook van Nederlandse zijde’. Het met ingehouden weemoed geschreven reisverslag laat de lezer achter met een wat tweeslachtig gevoel. Geen nostalgie of terugverlangen naar de bloeitijd van de Dutch Burgher Union. Geen heimwee naar de dagen dat de godvruchtige Hollanders op weg naar de Wolvendaal-kerk hun vaste zetels door bedienden naar het godshuis lieten dragen. Maar
toch heeft het iets treurigs dat al deze dingen voorbijgaan. Een deel van het oorspronkelijke dak van de Wolvendaal-kerk is al vervangen door golfplaat. Het verhaal over Ceylon is het meest zichtbaar gemaakte van de vier reisverslagen in Het boek. In de andere drie bezoekt Van Zonneveld Java, in de voetsporen van de energieke natuuronderzoekers Kuhl en Van Hasselt (‘Reeds in het Kanaal was geen vis voor hen veilig; elk levend wezen dat zij te pakken kregen werd dadelijk geanatomiseerd’), Leningrad, op zoek naar St. Petersburg, en Lhasa, met in zijn achterhoofd de door Peter Hopkirk beschreven buitenlandse reizigers die hem voorgingen. Deze gedeelten zijn boeiend dankzij de sprenkelingen interessante citaten, maar vervoerd wordt men er niet direct door, wellicht omdat de auteur zichzelf (te?) bescheiden op de achtergrond houdt. Feiten spreken niet altijd geheel voor zichzelf.
NM