Een pak priegel
‘De messageries van Gend en Loos hadden zich in die tijd van al de voornaamste steden bemeesterd. Hoe zagen hun prachtige diligenciën majestatisch uit met hun drie compartimenten, wier kruinen, met hoge imperialen bekroond en met reizigers bedekt, de eerste verdiepingen der huizen schier beheersten. Hoe luisterrijk kwamen zij, met vier moedige peerden bespannen, onder het aanhoudend zweepgeklap van de conducteur de steden binnenkruisende, om op de markten of andere grote openbare plaatsen voor het een of ander groot hotel stil te houden, alwaar zij een dertig à veertigtal reizigers ontscheepten.’ Dit aanstekelijke proza is afkomstig uit de Gedenkschriften van George K.L. Bergmann (Houtekiet, 164 p. f 24,50).
Bergmann (1805-1892) was een befaamd Vlaams advocaat, rechtsgeleerde en vrijzinnig liberaal politicus en was burgemeester in zijn geboortestad Lier. In zijn Gedenkschriften richtte hij een erezuil op voor zijn vader. De omstandigheden zijn kleurrijk: het Franse bewind, de Slag bij Waterloo, de Belgische Opstand van 1830. Bergmann weet ze in even kleurrijke, Zuidnederlandse volzinnen vast te leggen. Over de chaos in Lier na de Slag bij Waterloo schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Onze burgerij (had) zeer veel te lijden. De militaire logementen hadden haar schier uitgeput: Kozakken, Pruisen, Beiersen, Hannoveranen, Saksen, Russen en andere Noorderlingen hadden onze stad bezocht, waren bij de burgers ingekwartierd geworden en hadden hen letterlijk opgegeten. Snaps dronken zij met volle bekers, op zwijnevlees waren zij uitermate verlekkerd, en sommigen, als zij zich met snaps en met lekker zwijnevlees goed verzadigd hadden, vonden niet beter dan onze landlieden een pak priegel toe te dienen, waarop dezen in het geheel niet verlekkerd waren.’ Veel respect afdwingende daden van Bergmanns vader worden beschreven, de vriendschap met de Vlaamse dichter Jan Frans Willems, en verder geven deze Gedenkschriften een goede indruk van het zeer roerige beslaan van de Vlamingen in de jaren 1813-1832. De uiteindelijke afscheiding van Nederland wordt door George Bergmann bepaald niet toegejuicht; voor het vrijzinnige België acht hij het noodlottig: ‘Ik houd ervan, te verklaren, dat, hoe meer ik in jaren ben gevorderd, hoe meer zich aan mij de overtuiging heeft opgedrongen, dat onze landgenoten van 1830 een on vergeeflijke dwaasheid hebben begaan met het Koninkrijk der Nederlanden te vernietigen.’
AJ