Monte Carlo
U bent pas vrij laat met schrijven begonnen. U was drieëndertig jaar toen uw debuut verscheen.
‘Eigenlijk ben ik al in 1933 begonnen met schrijven, maar ik was toentertijd uitermate bedeesd. Ik hield het voor iedereen geheim dat ik gedichten probeerde te schrijven. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak ben ik naar Monte Carlo gevlucht. Daar heb ik in alle eenzaamheid mijn eerste bundel Dans les anneés sordides geschreven. In 1943 heb ik die bundel in Nice op de persen van het dagblad L'Eclaireur. De drukkers, die door de oorlog niets omhanden hadden, waren blij dat ze een boekje konden drukken en konden samenwerken met iemand zoals ik die heel veel belang hechtte aan typografie. Ik wou een zo mooi mogelijk boekje laten drukken, geïllustreerd met tekeningen van Leonor Fini. Ik heb wel twintig drukproeven laten maken. Het is verschenen in eigen beheer in tweehonderdtachtig exemplaren.’
André Pieyre de Mandiargues
Waarom bent u naar Monaco gevlucht?
‘Eigenlijk was het niet ík die op de vlucht was, maar waren het enkele van mijn goede vrienden die de Franse nationaliteit niet hadden en van wie de papieren niet in orde waren. Terwijl de Duitsers Frankrijk binnentrokken zijn we met mijn Buick naar Monte Carlo gereden, omdat dit een van de weinige nog rustige oorden in Europa was, want alhoewel Monaco een protectoraat van Frankrijk was, werd het toch beschouwd als een onafhankelijk staatje. Mijn vrienden, die voor het merendeel Italianen waren, zijn toen naar hun land teruggekeerd en ik ben alleen in Monte Carlo achtergebleven. Ik had ook naar huis kunnen terugkeren, maar omdat ik zo buitengewoon lui ben, ben ik de hele oorlog in Monte Carlo blijven rondhangen. Ik zat daar trouwens goed. Men kon er goedkoop leven. Het was er warm in de winter, terwijl het in Parijs erg koud was en brandstof er schaars en duur was.’
Onmiddellijk na de oorlog keerde Pieyre de Mondiargues naar Parijs terug. In 1945 publiceert hij Hedera, een lang liefdesgedicht gericht aan de dadaïstische kunstenares Meret Oppenheim. Een jaar later verschijnt zijn eerste boek met erotische verhalen Soleil des loups, waarvan er enkele vertaald en opgenomen werden in de bundel Het zwarte schaap.
André Breton en de surrealisten in het algemeen waren zeer politiek geëngageerd. Was u dat ook?
‘Nee, helemaal niet! De politiek heeft me nooit geïnteresseerd. Het klinkt misschien frivool, maar ik ben in mijn hele leven nooit naar de stembus geweest. Een enkele keer heb ik mij met politiek ingelaten en dat was ten tijde van de Algerijnse oorlog. Maar dat was een geval apart. Het ging me er toen om, dat het Franse leger misdaden beging in Algerije. Ik heb toen met een aantal schrijvers een petitionnement ondertekend, dat bekend geworden is als Le manifest des 121 en dat in Frankrijk voor een groot schandaal gezorgd heeft. Maar André Breton was inderdaad zeer politiek geëngageerd. Hij was er erg trots op dat hij in Mexico Leon Trotski ontmoet heeft. Trotski vertegenwoordigde voor Breton het ideaaltype van de revolutionair: de revolutionair die verslagen was! Indien Trotski aan de macht was gebleven, had hij nooit met hem gedweept.’
Welke relatie had u eigenlijk met de surrealisten? Was u lid van de beweging?
‘Ik ben een tijdlang officieel lid geweest van de groep rond André Breton, maar op een bepaald moment ben ik geroyeerd, omdat ik meegewerkt had aan een tentoonstelling van een surrealist die uit de groep was gestoten. Men had mij vooraf gesommeerd niet met die kunstenaar samen te werken. Toen ik dat weigerde heeft men, zoals dat genoemd werd, “de betrekkingen verbroken”. Maar dat werd allemaal heel luchtig opgevat. Toen de vergadering waarop de betrekkingen tussen mij en de surrealisten verbroken werd afgelopen was, vroeg een van de surrealisten die me geroyeerd had of hij een lift van me kon krijgen. Later ben ik opnieuw bevriend geworden met Breton en de andere surrealisten. Het surrealisme bestond uitsluitend in functie van André Breton. Hij was een fantastisch mens, met een buitengewone geest, heel mysterieus ook. Men is er nu nog steeds niet achtergekomen wat hij werkelijk dacht. Om het even welke surrealist, of het nu een kunstenaar is of een schrijver, is door de gesprekken met Breton geworden wat hij is. Dat geldt ook voor mezelf. Breton was een zeer grote inspirator, net als Jean Paulhan. In 1947 heb ik Breton voor het eerst ontmoet op de vlooienmarkt, waar hij dikwijls op zoek ging naar primitieve kunst. Ik had veel bewondering voor Breton. Ik stelde me aan hem voor en tot mijn verbazing bleek hij mijn boeken gelezen te hebben. Hij vond dat ik bij zijn groep hoorde en nodigde mij voor een vergadering in het surrealistisch café in de rue Fontaine.’
De schrijver en zijn vrouw Bona Tibertelli. Foto gemaakt door Henri Cartier-Bresson
Maar Breton was toch een autoritair persoon?
‘André Breton was zeer autoritair. Maar dat stoorde mij niet. Ik was zelf ook behoorlijk autoritair. Ik heb heel wat surrealisten uitgesloten om Breton een plezier te doen. Men werd als surrealist pas voor vol aangezien als men andere surrealisten uitgesloten had. Ik heb zeker een vijftiental surrealisten uitgesloten’ (lacht schamper).