Speciaal voor U, Mevrouw
‘Er wordt over ons geschreven of we bladluizen zijn,’ zei Annie Schmidt. Schmidt spotte ermee, maar achteraf gezien is het wel curieus om te zien hoe Nederlandse kranten zich opstelden tegenover hun vrouwelijke lezers: die kregen - en kenden? - haar plaats tussen kinderrubriek en dierenhoekje. Carli Schuit en Joan Hemels beschouwen de materie ernstig in Recepten en rolpatronen (Het Spectrum/Scala, f 34,90), da de impressies bevat van honderd jaar vrouwenrubrieken en -pagina's. Het boek is gedeeltelijk een aanvulling op het twee jaar geleden verschenen rapport Voor zover plaats aan de perstafel van Els Diekerhof, Mirjam Elias en Marjan Sax (Meulenhoff) over de positie van vrouwen binnen de dagbladjournalistiek. Er zijn onvermijdelijke overlappingen, zoals over de veronachtzaming van ‘vrouwennieuws’ op de binnenlandpagina's, en over het vanzelfsprekende toeschuiven van ‘vrouwenonderwerpen’ naar vrouwelijke medewerkers, ook al hadden die liever redacteur economie willen worden. Recepten en rolpatronen gaat heel even in op de professionele betrokkenheid van vrouwen bij de dagbladjournalistiek (het laatste cijfer is van mei 1987: dertien procent), maar buigt zich vooral over de inhoud van expliciet voor vrouwen geschreven rubrieken. De favoriete onderwerpen uit het rijk der vrouw beginnen voorspelbaar met een ‘k’: kinderen, keuken, kamerplanten, kleren en kleinigheden. Schuit en Hemels onderbouwen hun rapportage met enige theorievorming: ‘De aandacht die kranten aan vrouwen wijdden bleef ondanks het feit dat vrouwen bijna net zoveel tijd als mannen aan de krant besteedden en zij de doelgroep voor veel adverteerders vormden, gering,’ staat nogal klaaglijk in het ‘Besluit’. Schuiten Hemels bedoelen het geloof ik goed (zoiets als: volwaardige behandeling van ‘vrouwennieuws’), en het moet daarom onhandigheid zijn dat
ze suggereren dat ze op een nóg grotere k-factor hadden gehoopt. Wat ze in de leggers aantroffen is al deprimerend genoeg. Als de H.H. Hoofdredacteuren al geringschattend dachten over de helft van hun publiek, dan valt van de damesredacteuren evenmin te zeggen dat ze een hoge pet op hadden van het IQ van de lezeressen - de gevreesde samenzweerderige toon straalt uit de koppen: ‘Mannen zijn onder een hoedje te vangen’ en: ‘Vertellen wij hem alles?’ Officieel doekten de meeste kranteredacties ze op, de pagina's ‘Speciaal voor U, Mevrouw’ en ‘Het hoekje voor de vrouw’. Schuit en Hemels schrijven dat succes op het conto van feministisch protest in de jaren 1965-1970. Toch bestaan ze nog steeds, alleen niet meer in naam: Schuit en Hemels noemen inventies als Stan Huygens' journaal en Pagina Privé als voorbeelden van inspelen op de verlangens van vrouwelijke lezers. Ook over de plotselinge populariteit van life style-pagina's zeggen ze iets dergelijks. Hun historisch overzicht vervalt, doordat het in decades verdeeld is, nogal eens in herhalingen - élke periode kent per slot de berichtjes over mode, de huishoudelijke tips en het tuinierhoekje. Maar waar in Recepten en rolpatronen uit de persgeschiedenis als vanzelf de golvende geschiedenis van de vrouwenbeweging rolt, stemt het boek tot nadenken. De periode 1905-1920 laat een vooruitstrevende belangstelling zien voor de maatschappelijke positie van vrouwen, die in de jaren dertig en vijftig geheel verdween, en sindsdien, het moet helaas gezegd, ook nimmer meer is vertoond.
DS