Afgeprijsd
Komkommertijd is het in de Nederlandse ramsjboekhandels bepaald niet. Lezers van dagboeken, biografieën en literatuurhistorische studies kunnen kiezen uit een ruim aanbod. Zo is de Engelse editie verkrijgbaar van de bijna elfhonderd pagina's tellende dagboeken van Dostojevski The Diary of a Writer (Martyrium, f 14,90). Veel aandacht voor politieke vraagstukken en Dostojevski's slavofilie, maar vooral zeer leesbare schetsen die van een verbluffend psychologisch inzicht getuigen. Zijn beroemde toespraak, in 1880 bij de onthulling van een Poesjkin-monument gehouden, werd ook opgenomen. Meer over Dostojevski in George Steiners Tolstoy and Dostoevsky. An Essay in constrast (Martyrium, 355 p., f 8,90). Een erudiete, bevlogen parallelanalyse van beider meesterwerken: ‘Er waren tussen Tolstoj en Dostojevski punten van overeenkomst, er was een zekere affiniteit die de tegenstellingen in hun naturen nog radicaler maakte.’ Ook Thomas Mann bestudeerde Tolstoj. De aantekeningen die hij bij die studie maakte, kwamen terecht in een wat wonderlijk boek: Thomas Mann's ‘Goethe and Tolstoy’. Notes and Sources (Martyrium, 255 p., f 12,50). Een verzameling geannoteerde losse opmerkingen over beide schrijvers, gevolgd door het essay dat Mann eruit samenstelde. Manns toespraak is geschreven in 1921, toen een communistische toekomst ook voor Duitsland niet onmogelijk leek. Een Russisch model lijkt hem niet in de rede te liggen: ‘Het Duitsland van onze hoop zal van het koninkrijk der Sa- maritanen en bolsjewieken verschillen als Goethes geest verschilt van die van Tolstoj.’
Sofja Andrejevna Tolstoja hield dagboek van vlak na haar huwelijk met Lev Nikolajevitsj tot haar dood in 1919. De oorzaak van het weinig harmonieuze gezinsleven van de familie Tolstoj is altijd bij Sofja gezocht. Wie haar aantekeningen leest krijgt een ander beeld. Tolstojs moeilijk te doorgronden karakter komt uiteraard uitgebreid aan de orde, maar ook schetst Sofja het literaire leven rond de door haar tegelijk gehate en geliefde echtgenoot. In de eerste volledige, uitstekend geannoteerde Engelse editie beslaan The Diaries of Sophia Tolstoy 864 pagina's. Met register (Martyrium, f 19,90). Een voortreffelijke biografie is die over de soldaat, schilder, banneling en vrijheidsdichter Lermontov (1814-1841). Tragedy in the Caucasus. Zijn korte en heftige leven wordt door Laurence Kelly schitterend beschreven. Het noodlottige duel bijvoorbeeld wordt aangrijpend gereconstrueerd. Lermontov kijkt met vernietigende minachting op zijn tegenstander neer en weigert te schieten. Voor althans de schutter in de man tegenover hem had Lermontov meer respect mogen koesteren: die had aan één goed schot, recht door het hart, genoeg. Het eerste commentaar van de tsaar op het gebeurde was weinig vleiend: ‘Een hondse dood voor een hond.’ Toen hij door zijn zuster, de hertogin van Weimar, tot de orde was geroepen was zijn reactie: ‘Heren, de man die Poesjkins plaats bij ons in had kunnen nemen is gedood.’ Ook een op zijn minst ironisch commentaar: Poesjkin werd vier jaar eerder in een duel gedood (‘Martyrium, 259 p., f 7,90).
Ook een aantal voortreffelijke werken over Engelse auteurs werd afgeprijsd. Bijvoorbeeld Leo Gurko's studie over Joseph Conrad Giant in Exile (Martyrium, 258 p., f 9,90). Conrad mag in de negentiende eeuw zijn opgegroeid, schrijft Gurko, hij is in de loop van zijn leven het negentiende-eeuwse vooruitgangsdenken ontgroeid. De laatste literaire representant van dat denken, Bernard Shaw, werd door Conrad diep veracht. Gurko meldt zelfs dat Conrad, toen Shaw zijn werk had aangevallen, van plan is geweest deze voor een duel uit te dagen.
Martin Meisel schreef Shaw and the Nineteenth Century Theater (Martyrium, 477 p., f 12,50). Shaw zelf heeft altijd de schatplicht benadrukt aan de toneelstukken die hij in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw had gezien. Meisel laat zien hoe Shaw voor zijn eigen werken putte uit vroegere, populaire drama's. In zijn ‘reconstructive criticism’ toont Meisel een enorme bekendheid met de toneelpraktijk van het eind der negentiende eeuw.
Reconstructie speelt ook in het oeuvre van de Engelse literair criticus, dichter en schrijver Peter Ayckroyd een belangrijke rol. De bouwstenen voor zijn historische werken ontleent hij voor een niet onaanzienlijk deel aan zijn fantasie. In zijn Chatteron (1987) schreef hij een intelligente roman over dit halffictionele genre. In The Last Testament of Oscar Wilde bedacht hij het dagboek dat de in Parijse ballingschap levende Wilde in de laatste maanden van zijn leven zou hebben bijgehouden (Martyrium, 185 p., f 9,90). ‘Het zal niet lang duren,’ schreef The Sunday Times, ‘voor sommige van Ayckroyds Wildeismen in citatenboeken onder Wildes naam zullen opduiken.’
Oskar Schlemmer hield een dagboek bij en schreef brieven. Zijn vrouw maakte een selectie en Krishna Winston vertaalde een en ander in het Engels: The Letters and Diaries of Oskar Schlemmer (De Verbeelding, 425 p., f 24,50). Notities natuurlijk over Bauhaus, kunst in het algemeen, theater, en hier en daar ontspannen verslagen als van een vakantie aan de Baltische kust. Schlemmer houdt van vliegeren.
Vorig jaar zomer werd in Zürich en Frankfurt een overzichtstentoonstelling gehouden van het werk van de Franse schilder Eugène Delacroix. De zeer uitgebreide catalogus werd afgeprijsd (De Slegte, 343 p., f 34,50). Voorin enkele beschouwingen en ‘Ein halber Tag mit Eugène Delacroix’ door George Sand. Chopin begreep niet veel van Delacroix' schilderijen, schrijft Sand. Andersom was Delacroix een in muziek geïnteresseerd mens. Zijn Chopin-portret is natuurlijk in de catalogus te vinden, het moest ooit een dubbelportret worden met dat van George Sand. De kunsthistoricus Lee Johnson laat zien hoe dat er ongeveer uit had zullen zien.
Een zeer aardig boek is Turner Abroad, een verzameling aquarellen, krijttekeningen, die deze Engelse schilder maakte op zijn reizen door Frankrijk, Italië, Duitsland en Zwitserland. Je hoeft niet speciaal dol op Turners schilderkunst te zijn om door zijn warme, heerlijke beelden in een reiskoorts te ontsteken (De Verbeelding, f 29,50).
Op lange zeereizen werd vroeger gezongen. C.A. Davids verzamelde een aantal van die liederen en schreef er een uitstekende beschouwing bij. Hij baseert zich daarbij op een onthutsende hoeveelheid literatuur. Wat lijdt den zeeman al verdriet. Het Nederlandse zeemanslied in de zeiltijd (1600-1900) (De Slegte, 162 p., f 9,95) bevat vele vergeten maritieme evergreens. Bijvoorbeeld ‘Toen dreev’ men voor de wind / Op Gods genaden heen: / Een landt wordt ons bekent / Een tooren ons verscheen / Yrlandt wil dit verstaen / Kingsael raeckten wy t'lande; / Daer lagen noch vier doodt / Met menschen vleesch in d'handen.’
ATTE JONGSTRA