| |
| |
| |
Wat gebeurde er in de eeuw zonder naam?
Dit jaar wordt zowel de ondergang van de onoverwinnelijk geachte Armada in 1588 herdacht als de succesvolle intocht van Willem III in Londen honderd jaar later. Het echec van de Armada betekende een eerste stap in de afbakening van de katholieke en reformatorische invloedssferen in Europa. Die afbakening kreeg een eeuw later haar definitieve beslag, toen aan het expansionisme van Lodewijk XIV een halt werd toegeroepen: Willem III, stadhouder der Nederlanden, stak, op uitnodiging, over naar Engeland en redde zonder bloedvergieten de protestantse zaak. De aldus ontstane fusie der reformatorische grootmachten maakte een eind aan de godsdiensttwisten in Europa. Chris van der Heijden las de boeken die, meest dit jaar, over deze twee gebeurtenissen verschenen zijn en brengt de grote lijn aan.
| |
Chris van der Heijden
Tussen de nederlaag van de Armada in de zomer van 1588 en de overtocht van Willem III honderd jaar nadien ligt een eeuw van strijd om de ideologie - toen hetzelfde als de godsdienst - van Europa. Zo bezien is het niet vreemd dat de schrijver van de meest bekende studie over de Armada, Garrett Mattingly, vlak na de Duitse invasie van West-Europa het plan opvatte om over de ‘onoverwinnelijke vloot’ te schrijven. Dat gebeurde in juni 1940. In het voorwoord van de eerste editie van The Defeat of the Spanish Armada (1959) vertelt hij dat een vorige generatie historici de strijd tussen Engeland en Spanje vooral in het licht van economische belangen gezien had. Voor negentiende-eeuwse burgerlijke historici uit een geïndustrialiseerd land in een periode van imperialisme was het absurd om voor ideeën te vechten. Je vocht voor geld of macht, iets anders deed nauwelijks ter zake. Maar, zo vervolgt Mattingly, ‘de mensen uit 1588 dachten anders. Voor hen was de botsing tussen de Engelse en Spaanse vloot in Het Kanaal het begin van Armageddon, van een beslissende strijd op leven en dood tussen de krachten van licht en duisternis. Welke de ene en welke de andere kracht was hing natuurlijk af van het standpunt dat iemand innam, maar door heel Europa werd een grens getrokken. En al namen de meeste naties eigenlijk geen deel aan de oorlog, werkelijk neutraal was niemand. Heel Europa volgde ademloos de zeeslag in Het Kanaal omdat men voelde dat niet alleen het lot van Engeland en Schotland, Frankrijk en de Nederlanden ervan afhing maar dat heel het Christendom er op het spel stond... In 1940 was dit gemakkelijker te begrijpen dan in, zeg, 1890.’
Iets dergelijks speelde, zij het op minder spectaculaire wijze, een eeuw later. ‘De wetten van Engeland’, vertelde de bisschop van Londen destijds in The House of Lords, ‘de wetten van Engeland zijn als de dijken van Holland en het katholicisme is als de oceaan. Als die wetten ooit gebroken worden, is overstroming onvermijdelijk’. Die overstroming zou dan niet alleen Engeland treffen maar opnieuw heel Europa. Lodewijk XIV had van Filips II de scepter van katholiek monarch overgenomen en was onmiskenbaar met een offensief begonnen: 1672 was hij de Republiek binnengevallen, in 1685 had hij de hugenoten verdreven; hij konkelde met de Engelse koning en mengde zich in de lappendeken van het voormalige Heilige Roomse Rijk. Opnieuw zag de situatie er voor de protestantse landen dreigend uit maar dat was dan ook tevens de laatste keer: met de nederlaag en dood van Lodewijk XIV werd de grens voorgoed getrokken. Europa zou voortaan met twee varianten van het christendom verder moeten. Komende Europees-internationale conflicten zoals ten tijde van de Franse Revolutie, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zouden niet langer het geloof als inzet hebben. In die zin werd er tussen 1588 en 1688 een balans bereikt: tussen Renaissance en Reformatie aan de ene en Verlichting aan de andere kant - om de handboektypering voor respectievelijk de zestiende en de achttiende eeuw maar weer eens te gebruiken - ligt een eeuw zonder naam. Vaak wordt deze ‘een crisistijd’ genoemd. Er zijn noemers als Barok en Classicisme opgeplakt. Maar geen voldoet, omdat de zeventiende eeuw in eerste instantie gekenmerkt wordt door de politieke bevestiging van een tweedeling: katholicisme tegenover protestantisme.
| |
7422 relikwieën
Zoals, Willem III in 1688 een sleutelfiguur was binnen het protestantse kamp, zo vervulde Filips II ten tijde van de Armada dezelfde rol binnen het katholieke geloof. En meer dan dat, hij was er de fakkeldrager van: een kleine honderd jaar tevoren hadden zijn overgrootouders trots de titel ‘katholieke koningen’ aanvaard; zijn vader was de belangrijkste tegenstrever van de Reformatie geweest; hijzelf werd door een Engelse tijdgenoot gezien als ‘the most potent Monarch of Christendome’ in wiens ‘Dominions the Sunne can neither rise or set’ en door contrareformatorische ‘collegae’ als Ignatius van Loyola en Teresa van Avila als Gods hoeder aangemerkt. Filips speelde deze rol met zoveel overtuiging dat het vaak aan dwaasheid lijkt te grenzen.
Zowel in de net herdrukte biografie van Geoffrey Parker als in de studie van deze en Colin Martin over de Armada komt dat keer op keer naar voren. Zo wist Filips in de loop van zijn leven maar liefst 7422 relikwieën in het Escoriaal bijeen te brengen. Daaronder twaalf gehele lichamen, honderdvierenveertig hoofden en driehonderdzes dijbenen. Een deel daarvan bewaarde hij in de slaapkamer. Van de tweeënveertig boeken die hij in dezelfde ruimte bewaarde, was er slechts één niet theologisch. Het gros van zijn schilderijencollectie had religieuze thema's. Hetzelfde gold voor zijn bibliotheek. Om dan nog maar niet te spreken van de dagelijkse missen, de betraande wangen bij het bidden, de zwarte kledij en dat paleis als een klooster. Op Corpus Christi-dag 1570 liep hij blootshoofds door Córdoba en toen iemand hem wees op het gevaar voor een zonnesteek antwoordde hij dat ‘op deze dag de zon geen kwaad doet’. Colin Martin en Geoffrey Parker geven in hun studie een moderne verklaring voor deze obsessie. Na verteld te hebben dat Filips in het persoonlijke leven veel tegenslag ondervond en aanhoudend gebukt ging onder de last van een briljante vader, schrijven zij dat hij ‘de kloof tussen die grote verwachtingen (van zijn vader) en een gebroken familieleven met het geloof opgevuld (lijkt) te hebben’. Toch kan dit maar een deel van het verhaal zijn want hiermee wordt niet verklaard waarom juist het geloof en niets anders deze functie vervulde.
De zestiende eeuw was, zoals ook Mattingly al aangaf, fundamenteel verschillend van de onze. Je zou kunnen zeggen dat hij bevolkt werd door mormonen, Jehovah's-getuigen, Jesus people en andere Soorten gelovigen die wij niet anders dan ‘bizar’ kunnen noemen. Voor dergelijke fanaten was (en is) het onbegrijpelijk dat er mensen bestaan die anders denken dan zij. Het probleem was alleen dat er daarvan binnen het christendom nu twee varianten waren en dat beide de steun van God claimden. De uitspraken van Filips ten tijde van de Armada-expeditie spreken boekdelen. Meteen al na het vertrek werd de vloot door storm overvallen en de haven van La Coruña binnengedreven. De commandant zag dit als een waarschuwing van God en adviseerde zijn koning om de expeditie op te geven. Maar deze antwoordde met een prachtig staaltje katholieke casuïstiek: ‘Als dit een onrechtvaardige oorlog was, zou men deze storm als een teken kunnen zien waarmee Onze Vader te kennen geeft dat wij hem niet langer mogen beledigen. Maar aangezien het een rechtvaardige oorlog is mag men niet geloven dat God de vloot wil ontbinden. Integendeel, Hij zal hem meer begunstigen dan wij ons zouden kunnen wensen.’ Het verliep anders zoals bekend maar zelfs toen het rampzalige bericht Filips ter ore kwam, verloor hij de zekerheid niet dat God op zijn hand was. Hij beval openbare gebedsdiensten om hem te bedanken dat er niet nog meer verloren was gegaan en beperkte zijn klacht tot een enkele filosofische treurspraak. ‘Ik zond de vloot tegen mensen, niet tegen wind en water.’
| |
Bloody Mary
Zo redeloos was zijn vertrouwen in God dat hij zelfs even vergat dat wind en water volgens zijn leer van maar een wezen afhankelijk konden zijn, van dezelfde God natuurlijk. Dit wil niet zeggen dat het geloof de enige reden was om de Engelsen aan te vallen. Machtspolitiek was minstens zo belangrijk en aan de oppervlakte zelfs belangrijker. Filips was met de Nederlanden in oorlog verwikkeld en enkele jaren tevoren had een Engelse edelman tegen de wens van zijn vorstin in die landen de soevereiniteit op zich genomen. Dat was Leicester. Zoiets was volgens alle politieke maatstaven onaanvaardbaar. Bovendien had Filips in Engeland belangen die verder gingen dan normale internationale verhoudingen. Op zevenentwintigjarige leeftijd was hij voor de tweede keer getrouwd, nu met de vrouw die het jaar daarvoor (1553) koningin van dat land geworden was, ‘Bloody Mary’. Zij leefde nog maar vijf jaar en werd in 1558 opgevolgd door haar halfzusje die voortgekomen was uit hetzelfde huwelijk dat de breuk tussen Rome en de Engelse kerk bewerkstelligd had. Elisabeth, zo heette dat halfzusje, wordt in de katholieke literatuur dan ook aanhoudend in niet mis te verstane bewoordingen bejegend. Als een ‘incestueuze bastaard, verwekt en geboren in zonde uit de schandelijke courtisane Anna Boleyn’. Ze werd beschuldigd van smerige lusten, schaamteloosheid, ketterij en wat al niet meer. Bovendien had dezelfde Elisabeth in 1587 een katholieke koningin laten onthoofden, haar rivale Mary Queen of Scots. En alsof dat nog niet genoeg redenen waren om voorgoed korte metten met haar te maken, ze was ook nog eens de vorstin van allerlei kooplui die het ‘rechtmatige’ rijk van Filips aan de andere kant van de oceaan bedreigden. Op zoveel infamie was maar één antwoord mogelijk: een vloot met de kracht van een heerschaar engelen, de Armada.
‘This is the greatest and strongest combination that was ever gathered in the Christendom’, schreef John Hawkins aan Elisabeth vanuit zijn hut op het koninklijke galjoen. ‘All the world never saw such a force as theirs was’, schreef een ander ‘in haste and much occupied’ vanaf zijn vlaggeschip. Alle feiten wijzen er volgens Parker en Martin dan ook op ‘dat Filips' meesterplan op een haartje na slaagde’. Dat is een vrij verrassende opmerking want ook al gaat die Armada in de volksmond en citaten als bovenstaande voor ‘onoverwinnelijk’ door, in de Noordeuropese geschiedschrijving werd dat veelal sterk gerelativeerd.
Een oudere historicus als J.E. Neale bijvoorbeeld, wiens zelden overtroffen biografie van Elisabeth uit 1934 onlangs eveneens herdrukt werd, zou het met bovenstaande beslist niet eens zijn geweest. In plaats van uitspraken van Engelsen over de Spaanse macht citeert hij paus Sixtus V die vlak voor de expeditie gezegd zou hebben dat hij een lage dunk had van de Spaanse Armada en een ramp voorvoelde. Hij wijst erop dat de Spaanse vloot grotendeels nog mediterraan georienteerd was (daar bevochten zij tenslotte de Turken, Lepanto 1571) en voor het oceaanwerk minder goed uitgerust dan de Engelse. Van Filips geeft hij een armzalig plaatje. ‘61 jaar oud, gekweld door jicht en staar, vermoeid door werk en zorgen. Tussen gebed en zaken nam hij nooit eens rust. Almaar schreef hij commentaren op berichten, ondertekende hij documenten en stelde hij memoranda en bevelen samen. Net als Elisabeth was hij een autocraat maar het ontbrak hem aan het vermogen op een zinnige wijze gebruik te maken van andermans diensten. Zijn ministers waren nullen...’ ‘De koning’, zo zou een tijdgenoot volgens Neale gezegd hebben, ‘denkt en maakt plannen terwijl de koningin van Engeland handelt, serieus handelt’. Zo wordt koningin Elisabeth als een soort ijzeren Greet voorgesteld, een zestiende-eeuwse versie van Thatcher. ‘Ik weet dat ik het lichaam van een vrouw heb, zwak en week, maar ik heb wel het hart en de maag van een koning en dan ook nog van een koning van Engeland’, sprak zij in een legendarische speech nadat de mislukking van de Armada bekend was geworden. Anders gezegd, zij en haar kapiteins brachten Filips een nederlaag toe; Engelse moed tegenover Spaanse hoogmoed. Het is een versie die vaak herhaald werd maar of zij juist is?
GLORIEUZE REVOLUTIE. DE WERELD VAN WILLEM EN MARY door R. Bastiaanse en H. Bots. Catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling. Staatsdrukkerij, 136 p., f 24,90
WILLEM III EN DE GLORIOUS REVOLUTION door Hella Haassc, F. Boersma, J.L. Price e.a. Groniek no. 101, 161 p., f 12,95
DE GLORIEUZE OVERTOCHT. De expeditie van Willem III naar Engeland in 1688 door Arjen van der Kuijl. De Bataafsche Leeuw, 80 p., f 29,90
SEEDS OF LIBERTY. 1688 and the Shaping of Modern Britain door John Miller. Souvenir Press, 128 p., f 65,55. Importeur Nilsson & Lamm
IN HET GEVOLG VAN WILLEM III & MARY. Huizen en tuinen uit hun tijd door Stefan van Raaij en Paul Spies. De Bataafsche Leeuw, 176 p., f 39,90
THE DEFEAT OF THE SPANISH ARMADA door Garret Mattingly. Penguin Books, 383 p., f 36,50
ARMADA 1588-1988 door M.J. Rodriguez-Salgado c.a. Penguin Books, 294 p., f 54,30
THE SPANISH ARMADA door Colin Martin en Geoffrey Parker. Hamish Hamilton, 295 p., f 64,50. Importeur Nilsson & Lamm
QUEEN ELISABETH I door J.E. Neale. Penguin Books, 414 p., f 25,50
PHILIP II door Geoffrey Parker. Cardinal Books, 238 p., f 25,15
WILLIAM AND MARY door Henri en Barbara van der Zee. Penguin Books, 331 p., f 26,90
1688. REVOLUTION IN THE FAMILY door Henri en Barbara van der Zee. Viking, 256 p., f 65,65. Importeur Nilsson & Lamm
| |
Heroïsche apologie
Parker en Martin noemen dit soort verhalen ‘pseudo-patriotic jingoism and speculative theorising’ en verklaren de nederlaag van de Armada uit een complex aantal factoren: de voorzichtigheid van Panna die vanuit de Nederlanden over moest steken; de onervarenheid van de Spaanse vlootcommandant; Filips' persoonlijke gedrevenheid; weersomstandigheden. Het kan eveneens zo zijn maar waarschijnlijk komt Mattingly toch met de verstandigste oplossing. Hij laat de verklaring voor het mislukken in het midden en beperkt zich tot de mythe die ook voor zijn generatie zo bepalend was. ‘Het verhaal van de Armada, in een mist van goud vergroot en verdraaid, werd een heroïsche apologie van de vrijheid tegenover de tirannie, een eeuwige mythe van de overwinning
| |
| |
van de zwakke op de sterke, van David op Goliath. In tijden van nood gaf het mensen moed zodat ze tegen elkaar konden zeggen: wat we eens konden doen, laat zich herhalen. In zoverre werd de legende van het verslaan van de Armada even belangrijk als de feitelijke gebeurtenis - en misschien nog wel belangrijker.’
De nederlaag van de Armada (1588) en de Glorieuze Revolutie (1688) als begin- en eindpunt van de strijd om de ideologie in Europa
Lodewijk XIV
En daarmee zijn we van de oorzaken bij de gevolgen. Het is een cliché te beweren dat de nederlaag van de Armada het einde betekende van Spanjes zeemacht. Toch is dat aantoonbaar onjuist want van latere datum. Zo ondernamen Engelse schepen in 1589, overmoedig door succes, een tocht naar Portugal maar leden daar een even smadelijke nederlaag als de Armada het jaar daarvoor. De Spaanse nederlaag, zo zou je moeten zeggen, vormde eerder het begin dan het eind van hun Atlantische vlootmacht (zoiets mocht tenslotte nooit meer gebeuren). In de komende decennia wonnen de Engelsen dan ook nergens in de koloniën terrein. En tot slot betekende de nederlaag ook weinig voor de situatie in de Nederlanden: als iets de successen van Maurits in het komende decennium verklaart dan is dat de oplaaiende godsdienststrijd in Frankrijk waardoor Parma zijn aandacht op het zuiden ging richten. En daarmee heeft het verhaal van de Armada niets te maken.
Maar waarom dan dat gedoe over die nederlaag? Waarop is die mythe waarover Mattingly spreekt dan gebaseerd? De verklaring is dezelfde als altijd: mythen zijn gegrond op een kleine waarheid en grote verhalen, wat in dit geval hetzelfde is als een flinke dosis propaganda. Direct nadat bekend was geworden dat de invasie mislukt was begon de machine te draaien: in de Pieterskerk van Leiden werd de wimpel van het Spaanse schip San Mateo opgehangen en dat verleidde eerst de lokale dichter en vervolgens meerderen van zijn landgenoten tot poëmen en prenten; uit Engeland zijn er niet minder dan vierentwintig liedjes over de Armada overgeleverd; in een pamflet uit datzelfde land werd men gewaarschuwd voorlopig geen vis te eten, de beestjes zouden door het slurpen van Spaans bloed met geslachtsziekten besmet zijn; in een ander pamflet, geschreven door lord Burthley, Elisabeths meest vooraanstaande minister, werden de Spanjaarden als bluffers afgeschilderd die ten onrechte Engeland aangevallen hadden en slechts weerhouden waren door de heldhaftigheid van Elisabeth en haar volk. Dit pamflet, in vele talen vertaald, eindigde met woorden die sindsdien gemeengoed zijn: ‘...and so ends this account of the misfortunes of the Spanish Armada which they used to call INVINCIBLE’. Het woord ‘onoverwinnelijk’ was gelanceerd, ook wel omdat er iets van waar leek, maar voornamelijk omdat op die manier de moed van de Engelsen werd vergroot. En daarmee aangetoond dat God op de hand van de protestanten was:
The Lord no doubt is on our side
which soon wilt work theirfall.
Maar al was het in 1588 nog propaganda, in de volgende decennia zou die kleine, opgeblazen waarheid werkelijkheid worden. In Frankrijk kwam een protestantse koning op de troon en kregen de hugenoten bij het Edict van Nantes gelijke burgerrechten. Het werd steeds duidelijker dat de Noordelijke Nederlanden niet onder Spaanse of katholieke gehoorzaamheid terug zouden keren. In Duitsland deed het huis Habsburg nog een laatste poging keizerschap en katholicisme te verenigen maar na dertig jaar strijd bleek dat dit niet haalbaar was. Bij de vrede van Westfalen in 1648 (waarvan onze vrede van Munster een onderdeel was) werd voorgoed erkend dat het grootse rijk dat Filips II van zijn vader geërfd had - Heilig en Rooms - nooit meer zou herrijzen: voortaan maakten ook protestanten aanspraak op diezelfde heiligheid. Nog slechts een keer werd gepoogd die pretentie ongedaan te maken. Het mislukken daarvan is vanuit een Europese optiek de betekenis van de Glorious Revolution.
Een galjoen van de Armada. Detail uit een schilderij van Hendrik Cornelisz. Vroom, ongeveer 1600.
| |
Tegenkracht
Uiterlijk was Lodewijk XIV net zo'n brave katholiek als Filips van Spanje. Innerlijk was hij heel anders. Het verhaal wil dat hij slechts een keer in zijn leven een dag niet ter kerke ging. Zijn hovelingen legde hij een loodzware hypotheek op door hen tot hetzelfde te verplichten. Hij noemde zich de Rex Christianissimus, de allerchristelijkste koning en was ervan overtuigd dat hij door God in die functie aangesteld was. Maar al was hij mogelijk oprecht, oppervlakkig was hij ook. Bossuet beweerde in een van zijn onovertroffen momenten dat de koning net zoveel van het geloof begreep als een potkachel. En madame de Maintenon, de vrouw die hem het beste van allen gekend heeft, schreef eens dat hij ‘de religie aan zijn persoon aan wilde passen en niet andersom; alle uiterlijken komt hij na maar van de ware geest trekt hij zich niets aan’. Maar al verschilt zijn aandrang daarmee principieel van die van de diep devote Filips II, politiek gezien is er wel degelijk overeenkomst.
Lodewijk XIV sprak over het protestantisme nooit anders dan als over de ‘zogenaamde hervormde religie’ en stuurde vanaf het begin van zijn regering op de uitroeiing daarvan aan. Zijn ongeluk was echter dat hij bij een van zijn expansionistische escapades de tegenkracht opriep die hem ten slotte fataal zou worden. Dat was Willem III die zonder de inval van Lodewijk in het rampjaar 1672 wellicht nooit zoveel aanzien gekregen zou hebben als hij in 1688 uiteindelijk bezat. Willem III was op religieus gebied in het geheel niet fanaat, integendeel. In het aardige portret dat Hella Haasse voor Groniek schreef, memoreert zij dat Willem, indien geen calvinist, een volgeling van Epicurus had willen zijn. Onder zijn volgelingen bevonden zich katholieken en joden en alom beijverde hij zich voor religieuze tolerantie. Dat neemt niet weg dat hij in 1688 de spreuk ‘Pro Religione Protestante’ op de banieren van zijn schepen liet aanbrengen en in de literatuur doorgaat voor de protestantse vorst bij uitstek. Hij moest wel. Niet alleen had hij dit geloof nodig om zijn katholieke rivaal teweer te staan maar bovenal dwong de situatie in Engeland hem tot een strikte keuze. Zo pragmatisch zou je het het beste kunnen formuleren.
Mede onder invloed van de katholieke herleving in Frankrijk was de geloofsstrijd ook in Engeland opnieuw opgelaaid. In de nu verschenen literatuur, met name bij het echtpaar Van der Zee en John Miller, staan daarvan prachtige staaltjes. Het begin was de zogenaamde Popish Plot uit 1678, een poging van katholieken om de koning te vermoorden en het parlement omver te werpen. Het bleek later een soort Jules Croiset-‘coup’ te zijn, maar hij slaagde wel. Honderden katholieken werden als gevolg ervan in het gevang gegooid, vierentwintig geexecuteerd. De gravin van Shaftesbury droeg voortaan een pistool in haar mof om zich tegen papen te verdedigen en kinderen werden bang gemaakt met verhalen over bloeddrinkende aanhangers van dit geloof. Katholieken werden zelfs verantwoordelijk gesteld voor de grote brand van Londen. Het is dit soort fabeltjes, schreef Daniel Defoe bijna een eeuw later, dat mensen ertoe brengt om hun laatste druppel bloed voor de strijd tegen ‘pauserij (popery) te vergieten, terwijl ze niet eens weten of dat nu een man is of een paard’. Dat geldt mogelijk voor het volk, bij de adel speelde waarschijnlijk iets anders, een connotatie die gezien de Franse omstandigheden voor de hand lag: katholicisme is absolutisme. Lodewijk XIV bewees opnieuw wat Filips II al aangetoond had: dat er onder de paraplu van de katholieke kerk veel minder pluriformiteit mogelijk was dan onder het protestantisme. Jacobus II, sinds 1685 koning van Engeland, bevestigde wat dat betreft de ernstigste vermoedens: door katholieken in rechterlijke en militaire functies te benoemen, overtrad hij de Engelse wetgeving (de zogenaamde Test act) op een uiterst gevoelig punt. En toen hij vervolgens probeerde die wet, dat wil zeggen The House of Commons, zo te veranderen dat zijn maatregelen ‘legaal’ werden, kreeg hij iedereen tegen zich. Ook de ‘royalisten’ die zich Tories noemden en zich voor zijn omstreden
opvolging beijverd hadden.
In 1688 zorgde hij, tactloos vorst, voor de druppel die de emmer deed overlopen. Hij verplichtte de anglicaanse clerus om van de kansel een tractaat voor te lezen waarbij de katholieken (en Dissenters) voor de wet volledige gelijkheid kregen. Prompt daarop werd bekend dat hij (eindelijk) vader geworden was en dat betekende zoveel als dat de katholieke en absolutistische ellende zou voortgaan. Daarmee was de maat vol. Aan de overkant van Het Kanaal woonde zijn dochter Mary, van goede protestantse huize en gehuwd met een man die de faam had dat hij de katholieke oceaan wist te bedwingen, Willem III. Met hem waren in de loop van datzelfde jaar al besprekingen gevoerd over een mogelijk ingrijpen en aarzelend had hij zich bij het onvermijdelijke neergelegd. ‘Als hij door mensen van aanzien en stand uitgenodigd werd’, zo beweerde de prins, dan was hij bereid ‘over te steken om de natie en het geloof te redden’.
| |
Beknotting van de koningsmacht
De doorslag gaf een zoveelste veldtocht van de zonnekoning. Terwijl Franse troepen in Bonn en dus op zo'n honderd kilometer van Maastricht lagen, had Willem een onderhoud met raadspensionaris Fagel. De man zag in dat actie onvermijdelijk was, gaf met de Staten van Holland toestemming en steun, Willem stak over, zijn schoonvader vluchtte, het protestantisme werd gered, het katholicisme gestuit en de koers van de-Engelse geschiedenis voor de komende eeuwen bepaald, om het lange verhaal dat nu in boeken en tentoonstellingen herleefd wordt maar even kort samen te vatten. Met name dat laatste heeft in de Engelse historiografie altijd nadruk gekregen. Door de Glorieuze (= zonder bloedvergieten) Revolutie kreeg in Engeland het parlement de touwtjes in handen en werd de koningsmacht dermate beknot (Bill of Rights, 1689) dat de politiek van het land voortaan gematigd zou blijven.
Henri en Barbara van der Zee vatten dat in de epiloog bij Revolution in the Family heel aardig samen door te schrijven dat ‘Engeland als gevolg hiervan gespaard bleef voor bloederige revoluties als in Frankrijk en gewelddadige barensweeën zoals in de loop van de negentiende eeuw elders in Europa’. Het is de vraag of je het op die manier mag formuleren, vast staat wel dat men het zo altijd gezien heeft. Vast staat ook dat katholicisme en expansionisme van Lodewijk XIV gestuit werden door de oversteek van Willem III en het verbond dat er ten gevolge daarvan tussen de twee grootste protestantse machten gesloten werd. Het zijn de grote wijsheden waarmee geschiedenisboeken volgeschreven worden.
Maar verrassend in beide verhalen, Armada en Glorious Revolution, is iets anders, iets kleins. Barbara en Henri van der Zee beginnen hun prachtige studie over 1688 met een citaat van de historicus-rebel Rowse: ‘Niet argumenten maar individuen zijn de ware bouwstenen van de geschiedenis.’ En zo is het ook: lezend in de verhalen over Armada en Glorieuze Revolutie kan je je niet aan de indruk onttrekken dat grote politiek afhangt van kleine oorzaken. Sterker nog: hoe groter het een, des te kleiner het ander. Dat is wat mij betreft de les van de twee herdenkingen van dit jaar. Benieuwd hoe het volgend jaar met de Franse Revolutie zal gaan.
■
|
|