Tijdschrift
Vorig jaar wijdde het tijdschrift-Metropolis M een speciaal nummer aan de kunstkritiek in Nederland tussen 1945 en 1985. Volgens Martijn Visser in Jong Holland 1988/3 is daarin ten onrechte geen aandacht besteed aan de in 1985 overleden kunstcritica Mathilde Visser. Zij schreef tussen 1956 en 1985 recensies voor De Waarheid en Het Financieele Dagblad. Mathilde Visser kwam uit een keurig, joods-liberaal gezin uit Den Haag. Zij ging studeren aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, die van grote invloed is geweest op haar doen en denken. Na haar studie kwam zij in aanraking met het surrealisme en met de werken van Freud. De oorlog en de nieuwe richtingen in de kunst verwijderden haar van haar nette Haagse milieu; zij vestigde zich in 1930 in Berlijn. Daarna nam ze een correspondentschap voor de NRC in Parijs aan en verhuisde naar deze stad in 1931. Daar radicaliseren haar opvattingen snel onder invloed van haar echtgenoot Zdenko Reich, een Joegoslaaf in "ballingschap die lid was van de illegale Joegoslavische communistische partij. Reich was bevriend met André Breton en zo kwam Mathilde Visser in de kring van de surrealisten terecht: Picasso, Giacometti, Ernst en Eluard onmoette ze regelmatig in het cafeetje Le Cyrano in Parijs. Ze werd lid van de Franse communistische partij. Na de Tweede Wereldoorlog ging haar naar man terug naar Joegoslavië en vestigde Mathilde zich weer in Nederland. Hier werd ze lid van de CPN, en werd bij verschillende kranten geweigerd op grond van haar politieke overtuiging. Pas in 1956 kan zij aan de slag bij De Waarheid. En nadat deze samenwerking vanwege een politiek meningsverschil werd beëindigd begon ze te schrijven voor Het Financieele Dagblad. Het is begrijpelijk dat Mathilde Visser veel sympathie had voor een bepaalde vorm van geëngageerde kunst of gemeenschapskunst.
R.N. Roland Holst is zo'n kunstenaar die zich voor het collectieve ideaal inzette. Aan hem wijdde Lieske Tibbe een bijdrage in Jong Holland. Roland Holst werd gevraagd de wanddecoraties te verzorgen in de grote zittingszaal van het gebouw van de Hoge Raad in Den Haag. Het is leuk om te lezen hoe serieus Roland Holst zich documenteerde over de afgebeelde figuren en hun symboliek. Al eerder had Roland Holst een compositie gemaakt met vier allegorische figuren, namelijk voor de ramen in de Domkerk in Utrecht. Voor het gebouw van de Hoge Raad koos hij de vier wetgevers Napoleon, Mozes, Solon en Justitianus. Hij verzette zich trouwens zeer tegen het afgesleten allegorische aan deze figuren. Hij wil ‘geen scheutje afgetrokken thee van Michelangelo bij een slokje aangelengde soep van Botticelli’. Maar na een uitgebreide documentatie die een studente (kunst)geschiedenis hem verschaft, wil hij tot zijn eigen voorstelling komen. De correspondentie tussen Roland Holst en studente Marisa Quanjer geeft veel inzicht in het tot stand komen van dit monumentale, marmeren tableau. Verder wordt in Jong Holland aandacht besteed aan de veertigste verjaardag van COBRA ‘de midlife crisis van de beweging’ die in november dit jaar gevierd wordt. Een aantal publikaties is nu al aan COBRA gewijd. De catalogus die Ad Petersen samenstelde van het werk van Lucebert krijgt van de bespreker in Jong Holland de meeste waardering. Ook duikt Theo van Doesburg weer op in Jong Holland. In het stuk ‘Je suis contre tout en tous’ beschrijft Marco Entrop het contact tussen Van Doesburg en Tristan Tzara. Zij correspondeerden over de bijdragen van I.K. Bonset (= Van Doesburg) aan het nooit gepubliceerde boek Dadaglobe. Die bijdragen worden nu in Jong Holland voor het eerst afgedrukt.
EVA COSSEE