Meedogenloos
Wat nu komen we aan de weet van de man uit Apulië? Friedrich is vijftig jaar als hij zijn privé-papieren op orde brengt. Ouderdom is het thema; zijn in verval zijnde lichaam, dat hem geen rust laat, beschrijft hij op een bijna masochistische toon. Daarnaast spreekt nog de filosoof en vrijdenker, de politicus en bouwheer (van kastelen, geen kerken), de wetgever, de vader van zijn zoon Hendrik VII, de echtgenoot en minnaar. Hij observeert en beschrijft vanuit de optiek van een bioloog, zo lijkt het.
Deze papieren noemt hij een ‘schriftelijke biecht’ en inderdaad, de toon is meedogenloos zoals alleen een biecht in totale afgescheidenheid kan zijn. Overheersend is het vanitas-motief. Alles is ijdel en de mensen kennen betekent de mensen verachten. Friedrich vertrouwt liever de ‘on-menselijke’ natuur.
Gravure van Friedrich II, Bibliothèque nationale
Geen illusies dus. Maar ook de lezer heeft die niet. Want Man uit Apulië biedt geen dramatisch leven, geen gevechten en schermutselingen op het grote of kleine wereldtoneel, noch balladen, novellen of pantomimes. Er is nauwelijks sprake van enige handeling, Stem levert ons een beeld van de koning als speculatief denker, de theoreticus die abstraheert; niet dat van een handelende persoon, maar van een die nadenkt over zijn eigen en andermans gedrag. Friedrich is ons weliswaar niet zo overgeleverd maar als Stem zijn partner laat speculeren blijft dat altijd binnen de grenzen van wat mogelijk zou zijn geweest. En daarbinnen wemelt het van de citaten van de Grote Mannen uit de antieke en vroeg-middeleeuwse geschiedenis: Plato, Hippocrates, Theophrastus, Plinius, Plotinus, Averroes en Avicenna, Augustinus en steeds weer: Aristoteles. Als tijdgenoot van Friedrich II treedt herhaaldelijk zijn even oude dominicaanse collega Albertus op die door zijn natuurfilosofische studies de bijnaam de Grote verkreeg, Albertus Magnus dus, voor wie de keizer veel tijd over heeft. Er treedt nog een andere tijdgenoot op: Franciscus van Assisi, in wiens mond de vurige tong van Karl Marx al brandt.
Met deze namen treden machtige mannen op de voorgrond door middel van wie Stem een nieuwe historische tijd laat aan breken, dwars tegen de macht van de clericale staat in. Er is sprake van de intellectuele energie van de empirie die de wereld en het leven niet meer ziet als een gelijkenis maar als grijpbare materie. Daar is de politieke energie van de massabewegingen die eens zullen uitmonden in democratische regeringsvormen.
Niet voor niets heeft Jakob Burckhardt deze Friedrich II de ‘eerste moderne mens op de troon’ genoemd, al moest hij verder niets van de rex tyrannicus hebben. En de historicus Michael Freund noemt hem zelfs een ‘Hitler avant la lettre’ en ‘een totalitair heerser’, ‘het opperhoofd van een politiestaat’, voor wie er maar een macht bestond, die van de staat. Maar zoals zo vele van de totalitaire heersers van de Nieuwe Tijd was ook Friedrich II een mecenas van de wetenschap en de kunst.
En zo piekert Horst Sterns Friedrich II van Hohenstaufen zich door zijn laatste jaren heen, denkt terug, denkt vooruit, denkt aan zijn kinderen en zijn kindskinderen. En zie: hij schudt het hoofd. Zijn laatste dagen brengt hij door met zijn grootste passie: de jachtvogels, en zijn tractaat, tot vandaag de dag een standaardwerk in de ornithologie: De arte venandi cum avibus (lett.: over kunst van de jacht met vogels).