Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDe bloedsinaasappels door John Hawkes Vertaling Peter Bergsma Uitgever: Goossens/Kritak, f 34,50Hans SchootsHet werk van de Amerikaanse auteur John Hawkes heeft vanaf de verschijning van zijn eerste roman The Cannibal (1949) veel bewondering maar evenveel afkeer opgeroepen. John Irving noemde hem ‘gewoon de meest oorspronkelijke schrijver van Amerika’ en Saul Bellow verklaarde zich een bewonderaar van zijn werk, maar sommige critici vinden dat het alleen maar vervelend is en gebrek aan inhoud heeft. Ik denk dat de tegenstelling in Hawkes' fictie zelf ligt. Er worden uitzonderlijke kwaliteiten en grote zwakheden in verenigd. Hawkes schreef in totaal een tiental romans en enige novellen. De roman Tweede huid en de novelle De uil zijn al eerder in het Nederlands vertaald en nu is De bloedsinaasappels uit 1971 eraan toegevoegd. Deze roman kan gelden als typerend voor het werk van John Hawkes. Cyril, de ik-figuur in De bloedsinaasappels, is een zelfingenomen kwast. Deze ‘sekszanger’ kan maar niet genoeg lyrische superlatieven vinden om te beschrijven hoe knap en interessant hij is. Hij heeft het over de ‘dikke grijze prikkelende creatie die afsprong of wegzweefde van mijn grote en meelevende lippen’. Dat betekent dat hij iets heeft gezegd. Hij is dik tevreden over ‘mijn eigen innemende lach’ en ‘eens te meer vervuld van bewondering voor mezelf’. Ik had na enige pagina's de sterke aanvechting het boek dicht te slaan. Het is al erg genoeg dat we in het dagelijks leven met zulke lui opgescheept zitten. Moeten we ons dan nog eens uit eigen vrije wil door een romanfiguur laten ringeloren? Hawkes daagt de lezer uit door van zijn ik-figuur iemand te maken waarmee slechts weinigen zich kunnen identificeren en schept een eigenaardige stemming door lange tijd in het midden te laten wat hiervan nu eigenlijk de bedoeling is. Wordt ons hier nu een positieve held gepresenteerd die van het leven weet te genieten, of juist niet? Gaandeweg wordt steeds duidelijker dat Cyril een grenzeloze egoist is die zonder enige belangstelling voor andermans gevoelens zijn zin doet. | |
Aards paradijsDe geschiedenis speelt zich af in het niet bestaande Illyria, een land waar de zon altijd schijnt en waar Cyril en zijn vrouw Fiona zich in hun villa wentelen in een zalig nietsdoen. Er is ook een plaatselijke bevolking, die door het echtpaar wordt gezien als een verzameling exotische figuranten in een subtropisch decor, maar in feite zijn het mensen die hard moeten werken om in hun levensonderhoud te voorzien. We lijken ons te bevinden in het aardse paradijs uit het citaat van Ford Madox Ford, dat als motto boven de roman staat en waar het ‘de mensen vergund is te zijn met wie ze willen en alles te hebben wat ze willen.’ Doordat hun bus te water raakt zijn een ander echtpaar, Hugh en Catherine, en hun drie kinderen genoodzaakt de nacht ter plaatse door te brengen. Cyril en Fiona zijn voorstanders van het vrije huwelijk en besluiten het gestrande tweetal te versieren. Ze handelen in overeenstemming met Cyrils levensvisie die hijzelf als volgt samen vat: ‘Al op vroege leeftijd ontdekte ik dat de goden ons scheppen voor het spreiden van vrouwenbenen, of ons met geen ander doel tot elkaar brengen dan, om zo te zeggen, ter vervolmaking van het beeld en om ons onze liezen dikwijls en rustig, deemoedig en doelbewust te laten paren.’ Spoedig blijkt dat Catherine wel ontvankelijk is voor de toenaderingspogingen van Cyril, maar Hugh voelt weinig voor het experiment. Ook zijn oudste dochtertje staat vijandig tegenover het duo dat in het huwelijk van haar ouders is verschenen. Cyril vindt Hugh en zijn dochter maar lastige dwarsliggers die niet willen inzien dat zijn levenshouding de enig juiste is. Nu ontwikkelt zich een patroon van onderlinge relaties, waarin Cyril en Fiona ondanks Hughs onwil hun doel bereiken, maar dat vervolgens abrupt een andere wending neemt als Hugh zich opknoopt. Het paradijs bestaat blijkbaar toch niet. Ik krijg nu de neiging het op te nemen voor Cyril want eerst voorziet Hawkes hem van een wat karikaturale psychologie en vervolgens laat hij hem op zijn bek vallen. Niet dat Cyril dat helemaal door heeft, want hij blijft tot het einde toe de vermoorde onschuld, in eigen ogen een toonbeeld van zuiverheid. Voor een boeiende roman over zo'n thema lijkt het onontbeerlijk de psychologie van de hoofdfiguren uit te diepen. Dit gebeurt nauwelijks, hetgeen tot op zekere hoogte logisch is, want we zien alles door de ogen van Cyril, de oppervlakkigheid zelve. Belangrijker is echter dat Hawkes welbewust met een eenvoudige plot en weinig uitgewerkte karakters genoegen neemt. Volgens hem zijn ‘de ware vijanden van de roman plot, karakter, situering en thema’. Het gaat hem erom een totaalbeeld te scheppen waaraan deze elementen slechts tot op zekere hoogte dienstbaar kunnen zijn. Het intrigerende aan De bloedsinaasappels is de in alles aanwezige duistere sprookjessfeer, die wordt opgeroepen door beschrijvingen en taalgebruik. De taal van verteller Cyril dus, die op dit punt wel scherp omlijnde trekken heeft: hij hangt het ‘lyrisme’ aan hetgeen betekent dat hij de hele wereld beziet als een lyrisch schouwtoneel. Het witte dorpje met zijn verbrande kleidaken; de verkoolde ruine met zijn labyrint van schachten, tunnels, cellen ‘en nissen voor vogelachtige boogschutters’ waar Hugh in de kelders een sinistere vondst doet; het kerkje met ‘de houten Maagd die kortgeleden opnieuw gelakt was met helblauwe verf en stijfjes de primitieve pop koesterde in zijn rottende jurkje van echt kant.’ In de roman komen prachtige en verrassende passages voor. Hawkes neemt evenwel grote risico's door zich met zijn taal voortdurend te bewegen in een gebied waar schoonheid en overdaad dicht naast elkaar liggen en daarbij gaat hij nogal eens te ver. Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat de voorkomende lyrische extremiteiten Cyrils geestelijke gesteldheid juist treffend uitdrukken, maar daarmee worden gebreken van de auteur op zijn romanfiguur afgeschoven. De bezwaren die je tegen De bloedsinaasappels kunt aanvoeren doen weinig afbreuk aan het feit dat Hawkes is geslaagd in zijn belangrijkste opzet: het oproepen van een fantastisch visioen. Daarmee is veel gezegd over de kracht en de beperkingen van deze roman. ■ |
|