Tijdschrift
Het plankje literaire tijdschriften dat elke behoorlijke boekhandel heeft is ondanks de zomer goed gevuld met nieuwe nummers van De Gids (grotendeels over A. Roland Holst), Bzzlletin (over Roland Holst, over Jean Cocteau en een interview met Bas Heijne) Maatstaf, De Revisor, De Tweede Ronde, Literatuur (interview met Paul de Wispelaere), Raster. Geen komkommers. In het zomernummer van De Tweede Ronde staan drie hoofdstukken van een door Barber van der Pol vertaalde roman van de Spaanse schrijver Felix de Azúa met een benieuwd makende titel: Geschiedenis van een idioot, door hemzelf verteld. De ondertitel (‘De inhoud van het geluk’) slaat op de belangrijkste bezigheid van de verteller en hoofdpersoon van het verhaal: op zijn vijfde jaar besloot hij ‘een volmaakte geluksveinzer’, een ‘beroepsgelukkige’ te worden omdat zijn kindertijd was verpest. Bekend met veel ongeluk besloot hij de aard van het geluk te onderzoeken. Dat doet hij in het verhaal met verve, met hardhandige spot ten opzichte van zichzelf en ten opzichte van degenen die over zijn geluk waakten op een manier waar hij niet gelukkiger van werd. Een groot deel van zijn leven zegt de verteller gestreden te hebben tegen de ‘handel in kindergeluk’, die vooral goede zaken deed in het zomerseizoen als de familie zich voor drie maanden ging doodvervelen aan zee. Deze drie hoofdstukken maken wel benieuwd naar de rest van de roman, die volgend jaar door uitgeverij Contact zal worden uitgegeven. Raster (nummer 42) bevat ‘teksten uit Centraal Europa’ en dat wil zeggen werk van Czeslaw Milosz, Tadeusz Konwicki, György Konrád en de introductie van de Pool Stanislaw Witkiewicz, van wie niet eerder werk in het Nederlands verscheen, behalve een toneelstuk. Van het driemanschap Milosz, Bruno Schulz en
Witkiewicz was alleen de laatste nog een onbekende in Nederland. Cyrille Offermans vertaalde een essay van Konrad uit 1982 waarin hij als een antropoloog beschrijft hoe fnuikend de Hongaarse censuur is en hoezeer vergeefse moeite omdat de techniek voor kopieerapparaten heeft gezorgd die de vermenigvuldiging van teksten nog eenvoudiger hebben gemaakt. De techniek zal uiteindelijk de ideologie breken. Na lange tijd (sinds Positieve helden) heeft vertaler Thomas Graftdijk weer eens zelf iets geschreven. In Raster staat het fragment ‘Arme mensen’ van een roman in wording en als het op deze manier doorgaat belooft dat heel onderhoudend te worden. De hoofdpersoon Claassen bezoekt het gesloten antiquariaat van de vader van een jeugdvriend. Daar verzamelt zich op lunchtijd dagelijks een aantal mensen die er hun persoonlijke ideeën over van alles en nog wat op elkaar loslaten. Graftdijk typeert de verschillende mannen prachtig met hun taalgebruik en gedachtenvluchten. Hij schrijft met cynisch genoegen en maakt gebruik van verschillende registers: waarnemingen, typeringen, saillante herinneringen, wat er omgaat in Claassen, historie en geschiedenis van het antiquariaat, de gesprekken die indirect op het eigenlijke verhaal betrekking hebben. Dit fragment doet ook al naar het geheel uitzien. In De Revisor (1988/3) staan vier prozadebuten waarvan het opmerkelijkste het verhaal ‘In de hoofdrol’ van Frans van der Schaaf is. Het speelt zich af in een dorp in Zuid-Europa. Van der Schaafs vaardigheid blijkt vooral uit de manier waarop hij wat er gaande is in het dorp even mysterieus vertelt als het kennelijk plaatsheeft. Het dorp hangt van bronst en nijd en suggestieve praatjes aan elkaar en zo brengt Van der Schaaf het ook.
CP