[16 juli 1988 - Nummer 28]
Ter zake
Diny Schouten
Dat het nu zo goed gaat met de boekwinkels van Bruna B.V. wil de secretaris van de vennootschap F.G. Vaandrager niet zeggen - werknemers vermoeden een negatief jaarresultaat van meer dan vijf miljoen gulden - maar dat eigenaar Bührmann Tetterode zou proberen het verliesgevende Bruna af te stoten wordt met kracht ontkend. ‘We zijn sinds tweeeneenhalf jaar voor honderd procent eigenaar, en we hebben Bruna niet gekocht om het weer kwijt te raken.’ Integendeel, verklaart Vaandrager met klem: ‘Er wordt met alle kracht gewerkt om het aangezicht van de winkels te verbeteren.’ In de tot nu toe genomen maatregelen ziet hij ‘al duidelijk een opgaande lijn, dus zijn wij overtuigd van de juistheid van de koers die wij gekozen hebben. Het gaat om vierhonderdvijftig winkels, en dat vinden we ook wel genoeg.’ Vaandrager weerspreekt niet dat er (inmiddels afgebroken) onderhandelingen zijn gevoerd over een fusie met de AKO-kiosken van Verenigde Lektuur Bedrijven, maar het hardnekkige gerucht dat boekenclub ECI zich als koper van de Bruna-keten heeft gemeld is ‘beslist niet juist’. Bij ECI kent directeur Jan Lancé dat verhaal ook: ‘Er is geen uitgever die het me niet gevraagd heeft.’ Het is waar dat ECI-eigenaar Bertelsmann zoekt naar mondiale expansie, zegt Lancé, ‘maar daar wordt gedacht aan veel interessanter taalgebieden als Noord-Amerika. Bertelsmann gaat van het standpunt uit dat je beter je energie kunt stoppen in één zeer grote acquisitie dan in een zestal kleinere. Bruna is voor Bertelsmann eenvoudigweg te klein.’
Het was níét Max Havelaar, of de Koffy-veilingen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (1860), die de Stichting Solidaridad aan het denken zette. De brochure die de stichting de ogen opende, heette Koffie een verkwikking voor u? Het betoog daarin, dat koffie waarvoor géén eerlijke prijs was betaald, geen zuivere koffie kon zijn, leidde tot het initiatief van Solidaridad om koffiehandelaren en importeurs te bewegen tot het betalen van een redelijke prijs aan de (kleine) producent. Inmiddels hebben een aantal ideële organisaties en ‘verlichte’ elementen uit de koffiebranche zich verenigd tot een Stichting Max Havelaar. Er is een keurmerk ontwikkeld voor de garantie dat de betreffende brander een behoorlijke prijs geeft aan de betrokken boerencoöperatie in Afrika of Zuid-Amerika. Vanaf oktober zal de Max Havelaarkoffie door groot- en detailhandel geleverd kunnen worden: elf branders zegden hun medewerking toe. Nico Roozen, staffunctionaris van Solidaridad, is optimistisch over de te mobiliseren consumentenmacht waarmee de drie grote branders Van Nelle. Douwe Egberts en Albert Heijn gedwongen zullen worden tot het importeren van koffie die niet van grootgrondbezitters afkomstig is: ‘Als er vraaguitval komt doordat een gedeelte van de consumenten een mensvriendelijk produkt blijkt te willen, dan zullen ze wel moeten. Naar schatting zes tot veertien procent van de consumenten is bereid om wat meer te betalen, net als voor scharrelkippen of scharrelvarkens, mits het verkrijgbaarheidscircuit niet beperkt is tot Derde-Wereldwinkels.’ Roozen verwacht niet dat het initiatief door de nazaten van Droogstoppel hartelijk ontvangen zal worden: ‘Het commerciële handelsgebeuren ziet er nog precies zo uit als
honderd jaar geleden. Er is geen enkel verschil met de produktieomstandigheden die Multatuli als een der eersten aangeklaagd heeft in Max Havelaar.’
De Sarphatistraat is al van zichzelf de mooiste plek van Europa, en nu heeft de gemeente Amsterdam óók nog het aanpalend Oosterpark verfraaid. Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, keren bij de gelegenheid van de officiële heropening Nescio's Titaantjes terug op hun oorspronkelijke plaats bij het hek. Beeldend kunstenaar Hans Bayens kreeg opdracht voor het vervaardigen van een kopie. Het beeld werd in 1985 gestolen en is sindsdien spoorloos; naar de indruk van de kunstenaar heeft de opdrachtgevende gemeente ‘een gepaste rouwtijd’ in acht genomen. Op 22 juli zal de wethoudster Kunstzaken mevrouw Luimstra het onthullen, samen met de dochter van J.H.F. Grönloh. Het jongste nummer van Juffrouw Ida, het mededelingenblad van het Letterkundig Museum in Den Haag bevat het bericht over de wonderbaarlijke terugkeer van prof. Wertheims borstbeeld van Arthur van Schendel. Dat werd in 1981 van zijn sokkel gelicht. Een Utrechtse schroothandelaar trof het aan op zijn terrein en inmiddels maakt het als bruikleen van de Amsterdamse Dienst Gemeentewerken deel uit van de collectie van het Letterkundig Museum.
‘Een historisch document,’ vindt de redactie van het Vlaamse radio- en televisieweekblad Humo van het interview dat schrijfster Carla Walschap maakte met haar vader Gerard Walschap. ‘De grootste nog in leven zijnde Vlaamse schrijver’ werd op 9 juli negentig jaar. De dochter vraagt naar de zelfmoordneiging die haar vader van kleins af teisterde, en of haar moeder ‘als 24-urengezel en de verpersoonlijking van uw gezin en werkplicht’ niet een druk is geweest op de man die met Houtekiet ‘een ode op de vrije liefde’ schreef. Walschap bekent alleen in de geest een revolutionair te zijn geweest, ‘van levenswijze ben ik een burger’. Wel gelooft hij dat de maatschappij zal evolueren naar ‘de vrije relatie’, ‘en ik denk dat dat veel ongelukken, moorden en rampen zal vermijden.’ De schrijver noemt zijn Houtekiet ‘een evangelie’, wat (samen met ‘zeurkousen die van mij schrappingen zouden trachten te bekomen’) de reden vormt dat hij verschillende verzoeken van cineasten om het boek te mogen verfilmen altijd geweigerd heeft. Vader Walschap, nog altijd fervent antiklerikaal, waarschuwt aan het eind van het gesprek zijn dochter voor ‘de truuk van Jezus en consoorten’; haar vertwijfelde vraag: ‘Wat moeten wij doen, wij die hic et nunc leven?’ krijgt als antwoord: ‘Ik ga heen, ik moet niets meer doen. Gij zoudt, als het u tenminste iets zegt, voorde toekomst kunnen leven. Goed uit uw ogen kijken, nooit tegen- en altijd mee werken.’
De opgetogen abonnees van het Bulletin van het Boek wonen zo dichtbij als Wallonië of zover als West-Samoa en Tonga, maar door hun schriftelijke mondreclame begint het blad nu ook lezers in Nederland te bereiken. Boekhandelaar Theo Schuiten van de Leidse Boekhandel De Kler zette het blad - benevens verzendboekhandel - op voor de vergeten doelgroep van Nederlandstaligen die (semi-)permanent hun woonplaats buiten Nederland heeft. Het kwartaalblad (f 25,- per jaar, Postbus 16191, 2301 GD Leiden), voltooit eerdaags de eerste jaargang. Schuiten informeert zijn lezers vooral over ‘het betere boek’, al zwichtte hij inmiddels voor de vraag uit het verre buitenland naar kookboeken. Elk nummer opent met een biografisch essay over een Nederlandstalig auteur, een eer die te beurt viel aan J.M.A. Biesheuvel, W.F. Hermans en Willy Spillebeen, en bevat voorts korte besprekingen en persstemmen van en over vierhonderd nieuw verschenen titels en herdrukken. Schuiten, die het blad opzette met steun van het ministerie van Buitenlandse Zaken, bezweert dat het Bulletin van het Boek géén boekenclub is: het staat de lezers vrij om het blad te zien als ‘een boekwinkel thuis’, waar men zich informeren kan, om een begeerd boek alsnog bij een ander te bestellen of te kopen.
De brief, afkomstig van de directie van NDU viel uitgevers een beetje rauw op het lijf, want de Lezersservice van NRC Handelsblad en Algemeen Dagblad was toch altijd goed voor wat extra omzet. De directie besloot na vijftien jaar de postorderservice van boeken, platen, compact discs en reizen op te heffen. ‘Het was een historisch restant, en het was commercieël niet erg interessant,’ legt NDU-directeur Cees Smaling uit: ‘We vinden dat het niet op onze weg ligt om de nieuwe woordenboeken van Van Dale te verkopen. Ons aanbod was niet uniek en het past ook eigenlijk niet meer in deze tijd. Nederland beschikt over tal van goede boekhandels, vindt u ook niet?’