Onweerlegbaar juist
In het begin van zijn typografische leven was Jan Tschichold (1902-1974) een Bauhaus-ontwerper. Hij zou deze periode, waarin hij vurige apologetische geschriften over Bauhaus-typografie publiceerde, later afzweren, en terugkeren tot traditioneler vormentaal die hij met al even grote stelligheid verdedigde. Zijn nu in het Nederlands vertaalde Opstellen over typografie (Gerards & Schreurs Maastricht, 126 p., f 35,-) stammen uit de latere periode. In de vormgeving van de Penguin-pockets en in de letter Sabon liet Tschichold verder sporen na. Vertaler Huib van Krimpen vindt Tschichold representatief voor de in (Oost- en West-) Duitsland heersende ‘Leipziger opvattingen’ aangaande typografie; tegelijkertijd heeft hij die traditie ook geïnspireerd. Verder is volgens Van Krimpen ‘vrijwel alles wat Tschichold over typografische kleinigheden te zeggen heeft van onweerlegbare juistheid’. Huib van Krimpen is een onvermoeibaar propagandist van de (traditionele) typografie in Nederland. Zijn Boek. Over het maken van boeken is een klassiek werk. Helaas lijden zijn nawoorden aan merkwaardige kwalen. Zo schreef hij achter in Eric Gills Een essay over typografie geergerd over diens ‘doordraven’ en ‘druipende sarcasme’, voor een tekstbezorger wel wat erg geëmotioneerd. Ook bij Tschichold neemt hij sarcasme waar, maar hier wijt hij dat aan het Duitse volkskarakter. Van Krimpen besteedt uitvoerig aandacht aan de achtergronden van Tschicholds stam: ‘Hij was een Sakser, nauwkeuriger: een Sorbiër, stammend uit de Slavische volksgroep die in het oosten van Saksen om de stad Bautzen leeft.’ De Saksers, schrijft Van Krimpen, ‘zijn een hard en radicaal volk, bij wie het verzet tegen het nationaal-socialisme taaier was dan waar ook elders in het oude Duitse
Rijk.’ Tschichold vertrok in 1933 voor een vrijwillige ballingschap naar Zwitserland. We mogen aannemen dat Van Krimpen deze antinazistische houding op Tschicholds Sakserschap baseert. Hij geeft echter niet aan waarom ‘het van karakter getuigt’ dat Tschichold in 1954 een verzoek om directeur van de Graphische Akademie in Munchen te worden van de hand wijst. Of bedoelt Van Krimpen ook hier dat het van ‘volkskarakter’ getuigt?
Naast al deze weinig ter zake doende etnologische beschouwingen van een al te aanwezige ‘uitleider’, is Tschicholds tekst door de Huib van Krimpen nauwkeurig in het Nederlands overgebracht. Tschichold schrijft aanmerkelijk minder bevlogen dan Eric Gill, die ook veel buiten-typografische zaken in zijn beschouwingen betrekt. Maar tot nadenken stemmen ze zeker, deze gedachten over hoe een boek, een bladzijde van een boek of een letter er uit moet zien.
AJ