Slagerij
Dagen der duisternis is het verhaal van Ofeyi, die als leider van het promotieteam van een grote cacao-onderneming is betrokken bij een campagne om het niet met name genoemde Afrikaanse land ‘cacao-minded’ te maken. Onderweg raken Ofeyi en zijn vriendin Iriyise, danseres en publiekstrekker van de campagne, in de ban van Aiyero, een utopische leefgemeenschap, waar bezit gemeenschappelijk is en respect voor traditie hand in hand gaat met pioniersgeest. Ofeyi vat het plan op om de hele maatschappij naar het voorbeeld van Aiyero te hervormen en de onderdrukkende structuur van het Kartel (waartoe ook de cacao-onderneming behoort) te ondermijnen. Aanvankelijk maakt hij nog gebruik van de machtige propagandamachine van datzelfde kartel, tot de subversieve songteksten waarmee hij de campagne doorspekt zijn opdrachtgevers te gortig worden en hij de door het hele land verspreid wonende afstammelingen van Aiyero bij zijn revolutionaire plannen betrekt. Terwijl het zaad van Aiyero zich allengs over het land verspreidt, reageert de alliantie van het Kartel en het corrupte militaire regime (‘de verbintenis van portefeuille en geweer’) met intimidatie en meedogenloze terreur. Wanneer ook aanhangers van het Aiyero-ideaal zich niet onbetuigd laten raakt het land in een spiraal van geweld.
Geweld dat Ofeyi voor een dilemma plaatst. Soyinka personifieert dit dilemma door Ofeyi te confronteren met twee tegenspelers: Taiila, een vrouw van Aziatische afkomst, verbeeldt het verlangen naar harmonie en schoonheid. Tegen haar zegt Ofeyi: ‘Ik ben ook op zoek naar schoonheid, maar naar die schoonheid die beproefd is en onder druk gezet. Alleen die soort schoonheid beklijft.’ Een man bijgenaamd de Tandarts vertolkt de noodzaak van het geweld. Voor hem is Ofeyi een idealistische intellectueel die verzuimt om praktisch te denken. In zijn ogen heeft geweld soms een helende werking. Corrupte leiders moeten, net als rotte tanden, verwijderd worden voor de verrotting om zich heen grijpt. Ofeyi's twijfel aan zijn geweldloos idealisme groeit des te meer, wanneer hem het bericht bereikt dat Iriyise door militairen is ontvoerd en hij, samen met een vriend, naar haar op zoek gaat. De wereld waar ze doorheen trekken is de hel op aarde. Onderweg zien ze hoe projecten die in de geest van Aiyero zijn uitgevoerd zijn vernietigd. De rivieren zitten verstopt van de lijken, hun water is rood. Het mortuarium dat ze bezoeken heeft veel weg van een slagerij vol niet meer te identificeren brokstukken. Een geheim vluchtelingenkamp, waar ze de gewonden voor hun ogen zien sterven, is een vleesgeworden nachtmerrie. ‘De dood spreidde zijn koude tentakels door het knagende duister, maar hij wekte in niemands borst nog angst. Ze hadden al te veel gezien.’ Het zijn lugubere beelden vol gruwelijke details, een macabere film die je als lezer niet in de kouwe kleren gaat zitten, zo'n film waarbij je na afloop naai een hete douche verlangt. Opmerkelijk is dat Soyinka, die nogal eens geneigd is tot exuberantie, juist in zijn beschrijving van deze hel volkomen beheerst is, nergens melodramatisch of grotesk. Zo betrekt hij de lezer des te dwingender bij deze horror-story. Als apotheose van de speurtocht naar Iriyise betreedt Ofeyi tenslotte het hart van deze
onderwereld: de gevangenis waar zij wordt vastgehouden. Een waar inferno, door Soyinka op Jeroen Bosch-achtige wijze in beeld gebracht. Via de afdelingen voor de lepralijders, de ter dood veroordeelden en de krankzinnigen bereikt hij tenslotte Iriyise. Dat hij haar weet te bevrijden komt goeddeels voor rekening van de Tandarts. Die blijkt het niet misselijke onderlinge geweld tussen de gevangenen op touw te hebben gezet dat als bliksemafleider dient voor Ofeyi's aftocht uit de onderwereld. De zwarte Orfeus kijkt niet om. Met in zijn armen zijn bewusteloze geliefde, symbool van levenskracht en schoonheid, loopt hij het ontwakende woud in. Soyinka heeft nog niet alle hoop verloren. Maar het sprankje dat rest is louter mythologisch van aard, verbonden met zijn geloof in de seizoengebonden cyclus van dood en wedergeboorte, geworteld in de Joruba-cultuur waarin de god Ogun de dialectiek van schepping en vernietiging verbeeldt, de paradoxale eenheid van die twee.
Wole Soyinka
BERTIL WAHLIN