Verhalen als weerberichten
Kristin Hemmerechts, lichtvoetig maar zonder eigen signatuur
Weerberichten Verhalen door Kristien Hemmerechts Uitgever: Houtekiet, 213 p, f 25,-
Frans de Rover
In twintig (!) verhalen schetst Hemmerechts, vaak met een knipoog naar ‘de’ psychologie, uiteenlopende personages in uiteenlopende situaties. De titel van de bundel krijgt op de achterkant van het boek een wat wonderlijke verklaring: ‘Zoals in een weerbericht wordt op min of meer afstandelijke wijze verslag uitgebracht over wat men de werkelijkheid pleegt te noemen. De verhalen leggen er echter het bevreemdende en onwerkelijke karakter van bloot.’ Uiteenlopende personages in uiteenlopende situaties, onderhoudend geschreven in een heldere stijl, een aantal aardige plots, maar toch - misschien door de veelheid - overviel mij bij het zoveelste verhaal een zekere leesmoeheid. Hemmerechts' vertelvaardigheid lijkt daarvan de oorzaak: wat aan de verhalen ontbreekt is een eigen signatuur, een wijze van schrijven die sommige personages of situaties in je geheugen grift. Het is zo ‘gelikt’ allemaal. Na het lezen van haar twintig weerberichten heb ik geen verwachting of herinnering in de vorm van een weer-beeld: regen of zonneschijn, of allebei. Ik denk dat dat door die afstandelijke wijze van verslaggeven komt. Misschien past op deze bundel daarom nog het beste de titel, ook ontleend aan weerberichten, van AKO-prijswinnaar Geerten Meijsing: ‘veranderlijk en wisselvallig’. Géén weer, dus.
Toch moge het duidelijk zijn: een aantal verhalen heb ik direct met veel plezier gelezen en gedoseerd gelezen valt in ieder verhaal wel een aantrekkelijke kwaliteit te ontdekken, al was het alleen al door de wijze waarop Hemmerechts over seksualiteit schrijft. Een mededeling als: ‘Ik douch het zout van mijn huid en ga naast hem op bed liggen. Mijn arm rust op zijn buik. 's Morgens tussen slaap en waken, draait hij zich naar me toe. We slaan benen over elkaar en zijn penis glijdt soepel in mijn vagina. Hij is een tevreden baby die klaarkomt in zijn mama’ verdient nu niet bepaald psycho-thematisch of vormtechnisch een schoonheidsprijs, maar op andere momenten wordt het geboeleer tussen man en vrouw frisser en natuurlijker beschreven.
Charmant-puberaal vind ik het verhaal waarin de tegennatuurlijke liefde even om de hoek komt kijken, ‘Harvey’. Het is een van de zes verhalen die als een soort aparte afdeling de bundel besluiten. Hemmerechts schreef ze tijdens haar verblijf als docente in Engeland oor spronkelijk in het Engels en ze dragen duidelijk de sporen van een beginnende schrijver. In ‘Harvey’ komt (evenals in de overige verhalen) een vrouwelijke hoofdpersoon aan het woord. Zij vertelt over haar enigszins vastgelopen huwelijk en over haar kortstondige verhouding met Johnny, een jongen die net als zij zomerwerk in een hotel aan de Engelse kust verricht. ‘Johnny kwam naar me toe, bekeek me, glimlachte en zoende me. Ik wist dat ik dat altijd al gewild had van zodra ik Johnny voor het eerst zag. Johnny was apart. Johnny was anders. Johnny was knap. Johnny was een mysterie en dat mysterie zou ik ophelderen.’ Het kan aan mij liggen, maar bij zo'n soort Johnny heb ik mijn vermoedens. Als mevrouw dan ook nog meldt dat Johnny grote moeite heeft met dat waartoe man en vrouw geschapen zijn (‘Ik raakte gewend aan het eindeloze bewegen van Johnny's slappe pik in mij en was niet langer verveeld met mijn intense orgasmes. Op de zeldzame momenten dat hij er ook een had, was ik ontroerd door de totale hulpeloosheid van zijn mooie lijf tegen het mijne’) dan begin ik te vermoeden waar bij dit manneke de zaak verkeerd zit. Inderdaad; het verhaal eindigt met een scène waarin de vrouw, inmiddels ontslagen omdat de liefdesverhouding met Johnnyboy ontdekt is, nu op haar beurt de ware aard van haar ‘minnaar’ ontdekt: ‘Toen zag ik Johnny. Hij zat op de bank in het licht van de straatlantaarn, maar hij was niet alleen. Naast hem zat een mooie jongeman (...) Ze hielden elkaars hand vast en Johnny rustte met zijn hoofd op de schouder van de man.’ Je zou er niet goed
van worden, maar gelukkig weet Hemmerechts alle melodramatische effecten te vermijden door een lichtvoetige verteltoon.
Kristien Hemmerechts
LIEVE BLANNQUAERT
Sommige van de oorspronkelijk Nederlandstalige verhalen hebben duidelijk een ‘rijper’ karakter. Ik denk aan het verhaal ‘Bloembakken’, waarin een vrouw een verhouding begint met een universitair docent psychologie, Frits. Dat er aan psychologen een steekje loszit, wordt al snel bevestigd als Frits zich in de kleren van zijn vriendin gaat hullen, alle beharing epileert, zich mooi maakt. Ook in dit verhaal overheerst een lichtvoetige verteltoon, maar toch maakt het getob met Frits een serieuzere indruk dan het gedoe met Johnny. Met ‘serieuzer’ doel ik dan ook op de techniek van vertellen: ‘Bloembakken’ is veel evenwichtiger opgebouwd dan ‘Harvey’ doordat het werkelijk geconcentreerd is op de verhouding tussen twee personen en niet, zoals in ‘Harvey’, nog allerlei huwelijks- of ander leed op zijpaden wil behandelen.
In het beste verhaal uit de bundel, ‘Latijnsamerikaans dagboek’, schetst Hemmerechts in nog geen zeven bladzijden een buitengewoon intrigerend beeld van een reis van twee mensen, een man en een vrouw, doof Zuid-Amerika. Uiteraard is het de vrouw die noteert; de man, Hans, raakt langzaam zichzelf kwijt in
Vervolg op pagina 16