Darwins literaire constructie van de natuur
Een analyse van het succes van de evolutietheorie
Origin of Species: Betoverende Wetenschap door Ilse N. Bulhof Uitgever: Ambo, 166 p., f 39,50
Hans Achterhuis
Sinds Max Weber is het een gemeenplaats dat de moderne westerse natuurwetenschap de natuur heeft ‘onttoverd’. De verborgen kwaliteiten die de middeleeuwer nog in de natuur aanwezig achtte, maakten plaats voor een visie op de natuur als kwantitatief en mathematisch gestructureerde werkelijkheid. Het boek der natuur dat de middeleeuwse mens nog ademloos las en uitlegde, week voor de dode natuurwerkelijkheid die door de blik van de wetenschapper koel werd geregistreerd en geanalyseerd.
De laatste jaren wordt, al dan niet uit holistische hoek, door alternatieve wetenschappers ‘een terugkeer van de betovering’ (Berman) bepleit. Binnen de brede stroom van de ‘new age’-beweging duiken allerlei lang vergeten metaforen over de natuur weer op. Vanuit de meer gevestigde (natuur)wetenschap wordt nogal kribbig op dit soort ontwikkelingen gereageerd. Ze worden vaak snel als een ongerechtvaardigde terugkeer naar een duister verleden afgedaan.
Aan het debat over de onttovering der natuur levert Ilse Bulhof met haar laatste boek een verrassende bijdrage. In Darwins Origin of Species: Betoverende wetenschap bestrijdt zij de vrij algemeen aangehangen opvatting dat Darwin met zijn in het genoemde boek gepresenteerde evolutietheorie de beslissende stoot aan de onttovering van de levende natuur heeft gegeven. Door een zorgvuldige lezing van de tekst van de Origin of Species hoopt zij te kunnen aantonen dat Darwin de traditionele betovering slechts door een moderne vorm ervan heeft vervangen. Zijn natuurbeschrijvingen, aldus Bulhof, gaven de natuur niet weer ‘zoals zij was’, maar construeerden met literaire middelen het soort natuur waarin de moderne mensheid zich bevindt.
Na een algemene inleiding laat Bulhof in hoofdstuk twee de lezer al kort kennismaken met de stijl van Darwins in 1859 verschenen geschrift. Hieruit blijkt dat we allerminst te maken hebben met een objectieve natuurwetenschappelijke studie maar eerder met een literair meesterwerk. Niet zozeer de feiten die Darwin naar voren bracht overtuigden zijn lezers als wel zijn wijze van beschrijven en argumenteren. Toen Darwin vlak voor de uitgave van zijn boek op een bijeenkomst van een wetenschappelijke vereniging kort en zakelijk zijn ontdekkingen weergaf, was niemand erdoor getroffen. In het jaarverslag over 1859 wordt er niet eens melding gemaakt van Darwins bijdrage. ‘Het afgelopen jaar,’ zo stelde de voorzitter, ‘valt niet op door een van die opvallende ontdekkingen die met een klap een revolutie teweegbrengen op het terrein van de desbetreffende wetenschap.’ Pas de verschijning van het sterk retorische en literaire Origin of Species zorgde voor de wetenschappelijke revolutie.
Dat Darwin er zelf allerminst zeker van was of zijn boek fantasie behelsde of de werkelijkheid beschreef, illustreert Bulhof aan de hand van een aantal van zijn persoonlijke uitspraken. De beroemde ‘koude rillingen’, die bij ons door Van den Berg recent in een Darwin-interpretatie zijn opgeroepen, gingen door hem heen toen hij zich afvroeg of hij zijn leven ‘niet gewijd had aan een fantasie’.
In hoofdstuk drie laat Bulhof zien dat Darwins lezers er door de positieve receptie van zijn boek ook aan hebben bijgedragen dat de natuurbeelden van Darwin al gauw zonder meer als werkelijkheid golden. Zij illustreert dit met een interessante weergave van de discussie in ons land rond de oorsprong der soorten en de Darwin-receptie en -interpretatie die hierop volgde. In dit hoofdstuk, dat qua opzet en methode sterk doet denken aan haar grote studie Freud in Nederland, wordt duidelijk dat de ideeën van Darwin, ook in ons land, allerminst uit de lucht kwamen vallen. Met name F.C. Donders blijkt in 1840 in zijn inaugurele rede op veel punten al vooruit te lopen op de latere theorie van Darwin. De verschijning en spoedige vertaling van de Origin of Species besliste ook in ons land de discussie over het ontstaan der soorten al snel in darwiniaanse richting. Wel was het opvallend dat verschillende lezers totaal andere dingen uit de tekst van Darwin haalden. Deze werd zowel voor theïstische als atheïstische, voor liberale als marxistische, voor positivitische als antipositivistische doeleinden gebruikt.
Een cartoon uit 1874
Niet alleen het onverwacht grote succes van de evolutietheorie maar ook de totaal verschillende lezing ervan, zijn volgens Bulhof nooit echt bevredigend verklaard. Het steentje dat zij vervolgens aan de bestaande verklaringen bij wil dragen bestaat in hoofdstuk vier vooral uit haar lezing van de Origin of Species als een literaire tekst. Hier ligt volgens haar de sleutel voor een goed begrip van Darwins succes. In dit hoofdstuk, dat de kern van het boek vormt, analyseert zij Darwin als schrijver. Zijn geraffineerde stijlmiddelen worden uit de doeken gedaan, de verhaalgenres waarvan hij zich bedient worden inzichtelijk gemaakt. Bulhof laat zien dat bepaalde beroemde beelden van Darwin als ‘de strijd om het bestaan’ (struggle for life) en ‘de overleving van de sterksten’ (survival of the fittest), die eerst vooral metaforen waren, langzamerhand geacht werden de werkelijkheid van de natuur exact af te beelden.
In het slothoofdstuk ten slotte worden een aantal algemeen wetenschapsfilosofische conclusies uit de case-study over Darwin getrokken. Bulhof bepleit hierin vooral om de werkelijkheid te zien als ‘onaf’, als potentie die door ons (wetenschappelijk) omgaan ermee geactualiseerd kan worden. Darwin zou een van de vele mogelijkheden tot actualisatie hebben laten zien, maar - aldus Bulhof - wetenschappelijke onderzoekers hebben nog talloze andere mogelijkheden om de natuurwerkelijkheid bijna als een gedicht te scheppen, om er hun betovering overheen te werpen.