De weerloosheid van een man alleen
Elegante novelle van Hans Vervoort
Het tekort door Hans Vervoort Uitgever: De Arbeiderspers, 141 p., f 22,50
Diny Schouten
Hans Vervoorts roman Het tekort gaat over de midlife-crisis. Erg opwindend klinkt dat niet, maar waarom zou het, waar een man door vrouw en kinderen verlaten is, eens níet over de midlife-crisis gaan? Er is alle reden om begrip te hebben voor Hans van Wort, achtenveertig jaar, van beroep marktonderzoeker, niet-kalend, licht-depressief maar met toch altijd oog voor eventuele lichtpuntjes: klagen is verre van hem, en hij weet, wat heet, zijn woord te doen, al is hij dan een beetje verlegen. Van Worts neiging tot zwartgalligheid (‘Sommige mensen waren geschikt voor geluk, en ik hoorde er niet bij’) is niet de minste van zijn charmes. Zijn ondanks alles toch romantisch geaarde diepste wezen overtuigt de lezeres dat hij dus héél lief moet zijn.
Genoeg voor een roman is dat allemaal niet. Tenminste, niet voor een roman waar een mens iets van meeneemt. Het is altijd de vraag of niet de wens om uiterst nutteloos amusement te bieden de schrijver voortjoeg, maar het is het recht van de tegenpartij om enige verheffing te eisen. Wat mij betreft deed Vervoort er goed aan om in zijn lichte zedenschets van het zakenmilieu op listige wijze toch iets van een kleine moraal te verstoppen. Die staat, als Hans van Wort het verhaal uitrijdt, in alle bescheidenheid op de laatste bladzijde: ‘Het leven was zinloos, maar al het andere viel ervan te maken.’
Dat opgeruimde besluit, om het leven maar te nemen zoals het zich voordoet, valt Hans van Wort in na drie enerverende maanden. Het is precies de tijdsspanne van het verhaal, dat daarmee zowel eenvoudig als klassiek is opgezet. De simpele compositie wordt nog benadrukt doordat Van Wort evenzeer per automobiel in het verhaal arriveert, al rijdend overvallen door tobberijen over zijn niet-goed-te-praten onaardige gedrag tegenover zijn vrouw en karakterbeslissende herinneringen uit zijn (Indische) jeugd. Het zijn het soort onoplosbare problemen waarop het denkmechanisme niet berekend is en waarop geen ander antwoord past dan er niet al te gewichtig of dramatisch over te doen. Van Wort kent zijn tekorten als man en vader goed genoeg: het blijkt zich later uit te strekken tot een zoon die kampt met anorexia. De vader voelt schuld bij de herinnering aan zijn egoïstische desinteresse voor de overweldigende dierenliefde voor cavia's en Krimmarmotjes van zijn zoontje, waardoor het allemaal wel fout zal zijn gegaan, maar goed te maken valt het toch niet meer: ‘We raakten aan iets dieps, waar ik al heel wat jaren niet meer over nagedacht had. De zin van het bestaan, daar weigerden mijn hersens over na te denken.’