Centrale Telegraaf
Het eigenlijke verhaal van leven en bedrijf van de Amerikaanse correspondenten in Moskou begint in 1921, wanneer het Sovjetbewind terwille van de Amerikaanse hulp bij de bestrijding van de hongersnood in het Wolgagebied een zevental Amerikaanse journalisten toelaat, Zij moesten hun berichten ter goedkeuring voorleggen aan een functionaris van de persafdeling van het volkscommissariaat van Buitenlandse Zaken. Deze vorm van preventieve censuur heeft bestaan tot 1946. Hij had het voordeel dat de correspondent zijn censor kende en met hem kon onderhandelen over de tekst van zijn bericht. Dat veranderde in februari 1946, toen een nieuw systeem werd ingevoerd. De uitoefening van de censuur werd nu in handen gelegd van Glavit, de instelling die belast is met de uitoefening van de censuur op de Sovjetpers zelf. Glavit vestigde een kantoor in de Centrale Telegraaf aan de Gorkistraat in Moskou. Daar moesten de correspondenten voortaan hun teksten afleveren aan een speciaal loket. Zij kregen hun censor noch te zien, noch te spreken. Deze schrapte woorden of zinsneden, waarna de correspondent maar moest zien of het nog loonde zijn bericht te versturen. Discussie was niet mogelijk.
Wij zijn dan aangeland in de nadagen van Stalins bewind, waarin van intellectueel en artistiek leven in de Sovjetunie vrijwel niets meer over is, waarin aan Sovjetburgers alle contact met buitenlanders is verboden en van zinvolle berichtgeving naar het buitenland geen sprake meer kan zijn. De correspondenten verdwijnen dan in snel tempo van het toneel. Van de Amerikanen bleven er tenslotte maar vier over. Die vier konden niet weg, omdat zij met Russische vrouwen waren getrouwd, en Russische vrouwen kregen in die tijd geen uitreisvisum. In 1953 was de buitenlandse pers in Moskou vertegenwoordigd door niet meer dan zes correspondenten. Een sprekender symptoom van het stalinistisch isolationisme laat zich haast niet aanwijzen.
Na de dood van Stalin in 1953 begint tegelijk met de ‘dooi’ in het binnenland een versoepeling van de censuur op de berichtgeving naar het buitenland. De Sovjetunie wordt dan toegankelijker. In het begin van de jaren zestig opereerde alweer een honderdtal buitenlandse correspondenten in Moskou. Hun berichtgeving moet Glavlit handenvol werk zijn gaan geven. Dat mag een der redenen zijn geweest waarom in maart 1961 de preventieve censuur werd opgeheven. De Centrale Telegraaf aan de Gorkistraat, die een druk bezochte sociëteit van buitenlandse correspondenten was geworden, lag er daarna weer verlaten bij.
De afschaffing van de censuur vergemakkelijkte het werk van de buitenlandse correspondenten in hoge mate. Het wachten in de Centrale Telegraaf was voorbij. Maar de persafdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken bleef hun berichtgeving volgen en wanneer die niet beviel kregen zij dat te voelen. De druk waaronder zij dan kwamen te staan kon uitlopen op een uitwijzing. Met dit feit werd door correspondenten rekening gehouden, door sommigen meer, door anderen minder. Zo bleef de censuur gehandhaafd in de vorm van zelfcensuur. Een ervaring van uw recensent uit de tijd dat hij correspondent was in Moskou voor Het Parool kan dit illustreren. De redactie vroeg hem toen (het was 1964) een stuk over Chroesjtsjov te schrijven naar aanleiding van diens zeventigste verjaardag. Een Duitse collega, die van die opdracht hoorde, gaf hem de dringende raad het schrijven van zulke artikelen aan de redactie over te laten. Zo'n politiek stuk gaf alleen maar narigheid. Uw recensent schreef braaf het gevraagde artikel en zag zich, inderdaad, korte tijd later aangevallen in het vakbondblad Troed, dat hem de raad gaf zijn donkere bril af te zetten. Zijn vertrek lag in het verschiet en hij kon dus gemakkelijk schouderophalend aan deze aanval voorbijgaan, ja, zich er zelfs door gestreeld voelen. Maar correspondenten die zich voor langere tijd in Moskou hadden gevestigd dachten minder luchthartig over de ergernis der overheden en probeerden die, als het kon, te vermijden.