Chris van der Heijden
Na de oorlog keerde Raymond Williams naar Cambridge terug om zijn studie letterkunde te voltooien. De wereld waarin hij terechtkwam leek een andere dan die hij gekend had en dat gevoel overviel hem nu al voor de tweede keer. Vóór de oorlog had hij de scherpe tegenstelling opgemerkt tussen zijn geboortegrond op het platteland van Wales en de Engelse bourgeois- ofte wel kaksociety in een universiteitsstad. Nu viel hem op hoe groot de kloof was tussen zijn anti-tankbataljon in Duitsland en de studentensamenleving in Engeland. Hij merkte de verschillen aan duizend en één dingen, aan kleren, aan gedrag, maar met name aan taal. ‘The fact is, they just don't speak the same language,’ zei hij tegen een vriend. Een andere taal die voor een andere wereld stond. Hij had hetzelfde kunnen doen als Christopher Isherwood en Edward Upward in de jaren twintig gedaan hadden en in de meeste subculturen eigenlijk nog altijd gebeurt: zich afzonderen op een plek waar alleen de eigen ‘taal’ gesproken werd en ieder aan een half woord genoeg heeft. Maar dat paste noch bij zijn verlangen naar emancipatie noch bij het idealisme van vlak na de oorlog. Hij wilde geen afzondering maar overbrugging.
Zo begon hij in de naoorlogse chaos met de constructie van een ideeënwereld die je misschien nog het beste met de titel van dat liedje van Simon and Garfunkel zou kunnen omschrijven: Bridge(s) over troubled water. Bruggen als stevige verbindingen maar ook wiebelende hang- en vergezochte ezelsbruggetjes: tussen groepen binnen de samenleving, tussen stad en platteland, heden en traditie, vooruitgang en behoud, kunst en industrie en tal van andere schijnbaar onverenigbare grootheden meer. Het geheel werd fascinerender dan zo'n droomeiland. Gedurfder, grootser, uitdagender en ook nog zwaar intellectueel onderbouwd. Maar krachtig? Als dat zo was zouden recente ontwikkelingen op politiek en artistiek gebied er wellicht heel anders uitgezien hebben.
Aan die constructie ging een lange weg vooraf. Raymond Williams begon zijn onderzoek met een inventarisatie van begrippen die voor deze ‘taalkloof’ kenmerkend zouden zijn.
Uiteindelijk bleven er vijf over: industrie, democratie, klasse, kunst en cultuur. Vooral dat laatste woord sprak volgens hem boekdelen: als je duidelijk kon maken hoe dat woord gebruikt werd en waarom verschillende personen of groepen er hun betekenis aan gaven, dan was je vele stappen verder. Hij maakte een lijstje: ‘cultuur’ werd gebruikt in theesalons om sociale meerderwaardigheid aan te geven en als verzamelterm voor de kunsten. Die betekenissen had het woord ook vóór de oorlog al gehad. Maar na 1945 waren daaraan volgens hem twee varianten toegevoegd. Een neutrale die niets anders dan een levensvorm uitdrukte (‘de Japanse cultuur’) en een sterk geladen die betrekking had op een groep mensen die van zichzelf meende dat zij de schat bewaarde en de opinie maakte. Veel verder kwam hij voorlopig nog niet, andere werkzaamheden vroegen zijn aandacht. Maar nadat Eliot's Notes Towards the Definition of Culture uit 1948 hem geprikkeld had, nam hij zijn onderzoek met dubbele kracht ter hand. Op een dag, zo vertelt hij in Keywords 1975, keek hij terloops in de New English Dictonary on Historical Principles en zag dat zijn betekenissen van het woord ‘cultuur’ ook al in de negentiende eeuw voorkwamen. Mill en Coleridge, Carlyle, Morris en Ruskin hadden het woord in genoemde betekenissen eveneens gebruikt. Daarmee kreeg zijn contemporaine fascinatie een historische fundering en zijn studie als vanzelf structuur. Zo ontstond Culture and Society dat in 1958 voor het eerst gepubliceerd werd en later tal van keren herdrukt (Penguin): een onderzoek naar het gebruik van het kernbegrip ‘cultuur’ en enkele verwante termen bij vooraanstaande negentiende- en twintigste-eeuwse denkers. Het boek bracht een stroom aan polemieken op gang, niet vanwege het historisch gedeelte (dat werd alom geprezen) maar vanwege de
conclusie waarin Williams probeerde een nieuwe cultuurtheorie te ontwerpen. Het was deze theorie die hij in de komende dertig jaren op tal van manieren zou herhalen, uitwerken en verdedigen, tot op de dag van zijn te vroege dood in januari van dit jaar.