Monumentale kitsch
Toen op een kwade dag in het begin van de jaren zeventig officieel bekend werd gemaakt dat de West Pier in de Zuidengelse badplaats Brighton maar het beste kon worden afgebroken, verscheen er diezelfde avond nog een hevig geschokte kolonel buiten dienst op het televisiejournaal. Met de ernstig afgetakelde West Pier (bouwjaar 1866) op de achtergrond verklaarde hij dat men hiermee de Engelse Ziel aantastte, dat deze pier de mooiste van het land was, ja, van de gehele wereld, en dat afbraak de laatste nagel aan de doodskist zou zijn van het Grote Albion. Ik zie zijn heilige verontwaardiging nog voor me en herinner me dat ik dacht: ‘Deze man is gek, maar hij heeft volkomen gelijk.’
De West Pier van Brighton komt uitgebreid aan bod in het fotoboek British Piers (Thames and Hudson, 96 p., f 53,10) van de jonge Duitser Richard Fischer. Hij noemt haar de Assepoester onder de Britse pieren. Het stalen en houten bouwwerk is inmiddels voor het publiek gesloten omdat het levensgevaarlijk is je er nog op te begeven. Maar afgebroken wordt het niet. En is er een comité tot behoud gevormd en het geld voor restauratie zal binnenkomen. De West Pier van Brighton is, zoals alle andere met een zekere verbijstering gefotografeerde pieren in het boek, foeilelijk, maar van een lelijkheid die zichzelf overstijgt. Het is monumentale kitsch die de Victorianen en Edwardianen aan de Engelse kust hebben nagelaten. Natuurlijk moet wat er over is gespaard blijven, al was het maar om de sociaal-historische waarde. De pieren speelden een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het massatoerisme in Engeland. In de glorietijd rond 1895 waren er meer dan zeventig. Ze werden gebruikt als aanlegplaats voor schepen voor dagjesmensen, en op de platforms was plaats voor alles wat de werkman-opvakantie wenste: bandstands, waarzegsalons, vlooientheaters, stoute kijkdozen (‘what the butler saw...’), modeltreinen, dansvloeren, zonnepaviljoens, vispromenades, winkels, kermis, spookhuizen, bowling- en dartsbanen, cafés, restaurants en ga zo maar door. Richard Fischer toont in zijn foto's een voorkeur voor de sfeer van de vroege ochtend en de namiddag. Er zijn betrekkelijk weinig mensen te zien. Ook heeft hij niet gezocht naar speciale elementen van verval. Het verval is op iedere bladzijde aanwezig omdat de pieren al zo'n duidelijk anachronisme zijn en zonder uitzondering zijn gebouwd in een stijl die dateert van voor de wereldoorlogen. Zelfs de gerenoveerde pieren uit de jaren twintig en dertig ademen slechts een sfeer uit: restauratie. Het verlangen naar de illusie. En eigenlijk: het verlangen naar de tijd dat de
Britten nog over de wereldzeeën konden lopen.
NM