Provinciaal stigma
Over de samenstelling van een zo globaal overzicht in betrekkelijk klein bestek valt natuurlijk altijd te twisten. De nadruk die deze tentoonstelling legt op werk met een internationaal karakter is verstandig ter bezwering van het stigma provinciaals dat wij bij voorbaat al hebben. Juist op een internationaal festival zoals in Houston speelt een element van competitie al gauw een rol, en die competitie lijkt vooral te convergeren in de toetssteen sofisticatie. Ten slotte ga je ook niet in tuinbroek naar een galadiner. Wat dat betreft mag ons sullige imago sowieso wel eens wat geretoucheerd worden, aldus waarschijnlijk de gedachtengang van de organisatoren.
Maar het moet nu eenmaal uit de lengte of uit de breedte. Onvermijdelijk gaat daarmee iets verloren dat minder spectaculair en misschien zelfs bij uitstek provinciaals is, maar toch de aandacht waard in een tentoonstelling van Nederlandse fotografie; iets dat misschien eerder tot uitdrukking komt in fotoboeken dan in individuele foto's. Helemaal afwezig is die kwaliteit niet, je komt haar vooral tegen in de ‘markante koppen’ van Martien Coppens, de foto's van Aart Klein en Marrie Bot en de mime keus uit Ed van der Elskens Parijse foto's, maar die dragen daarmee een betrekkelijk zware last. Hoe moet je het aanduiden: pluriformiteit, understatement, de kwaliteit die voortkomt uit het zich jarenlang verdiepen in een onderwerp dat op zichzelf niet direct indrukwekkend of up to date is. Het zijn eigenschappen die makkelijk verbleken naast het veel gevraagde dansduo Ulay & Marina Abramovic, en die niet van nature de aandacht trekken. Die aandacht moet er eerst op gevestigd worden.
Marrie Bot, Pelgrims in Fatima, Portugal, 1977
Het is natuurlijk een kwestie van voorkeur en prioriteit, maar mij lijkt het belangrijk dat die aandacht met grote vasthoudendheid wordt gevestigd, juist nu de ‘topkunst’ steeds meer de plaats van het kaasmeisje inneemt, en nog extra omdat het belangrijke kenmerken zijn van wat ik beschouw als de meest unieke kwaliteit van de Nederlandse fotografie. Het is niet per definitie een nadeel om aan de zijlijn van de internationale boksring te staan. Die positie biedt ook de vrijheid om iets te ontwikkelen zonder je voortdurend af te moeten vragen of je nog wel in the game bent. Niet alleen de Nederlandse fotojournalistiek wordt (hoewel nu minder dan vroeger) bepaald door die vorm van onverstoorbaarheid, hij is ook te vinden bij een aantal fotografen dat zijn werk niet direct in dienst van de pers stelt. Ze zijn er wel in Roots & Turns, maar als het aan mij lag hadden het er wel wat meer mogen zijn.
Dit aspect van de Nederlandse fotografie komt overigens uitvoeriger aan de orde in het historisch overzicht waar Ingeborg Leijerzapf de catalogus mee inleidt. Dat overzicht laat on der andere zien hoe provisorisch en informeel het karakter van de Nederlandse fotografie altijd is geweest, ondanks pogingen tot het organiseren van opleidingen, tentoonstellingen en verenigingen naar buitenlands voorbeeld. Eva Besnyö werd aangesteld als docente op de Nieuwe Kunstschool van Paul Citroen, maar heeft nooit werkelijk les gegeven. Er werd wel les gegeven in reclame en fotografie door Paul Guermonprez en Hajo Rosé, ‘maar meer als privé-docenten dan als stafdocenten’, aldus de inleiding. De Duitsers waren beter dan het Nederlandse publiek op de hoogte van de experi menten met foto-typografie waar Zwart, Schuitema en Kiljan c.s. zich mee bezig hielden; voor zover men er van op de hoogte was, zag men er weinig heil in. Ook de Vereniging van Arbeidsfotografen beschrijft Leijerzapf als niet erg succes vol en van korte duur, al creëerde het wel ‘een geestelijk klimaat waarbinnen de generatie van jonge fotografen, gewapend met een camera, het fascisme en de Duitse bezetting vastlegden’. En je kunt je voorstellen dat dat klimaat ook zonder die Vereniging wel tot stand was gekomen.
Geen elementen voor een nationale hagiografie, maar wel historisch feitenmateriaal dat laat zien hoe de Nederlandse fotografie zich werkelijk heeft ontwikkeld, langs de zijlijn.
Misschien is dat iets voor een volgende stap: na een tentoonstelling van namen en foto's die zich laten vergelijken met internationale grootheden, een waarin het informele, minder ge stroomlijnde en meer eigenzinnige van die traditie tot uitdrukking komt.