Geocentrisch en egocentrisch staan maar op een tikfout van elkaar
Chris van der Heijden
Jonathan Raban (1942) geldt als schrijver van reisverhalen, al vindt hij het zelf vervelend om dat etiket opgeplakt te krijgen. Zijn laatste boek Coasting is nu in het Nederlands verschenen onder de titel Langs de kust (f 39,90 bij uitgeverij Contact die eerder Rabans boek Buiten land uitgaf). Langs de kust is het verslag van een zeezeiltocht, maar eigenlijk meer nog een beschrijving van Rabans botsingen met de Engelse cultuur en in het bijzonder met de gevolgen van het Thatcherisme. Chris van der Heijden sprak met de schrijver die politieke geëngageerdheid en escapisme in zichzelf verenigt. ‘Vanaf zee is de wereld zoveel mooier dan vanaf land.’
‘U gaat me toch niet vragen hoe mijn werk zich verhoudt tot dat van Bruce Chatwin en Paul Theroux, hoop ik?’ Jonathan Raban steunt loom van de lunch tegen het hoofdeinde van het hotelbed en kijkt me aan zonder te zien. Die vraag had ik inderdaad niet willen stellen want het antwoord kan ik zelf wel bedenken. Een geheel andere vraag ligt in mijn mond, een idiote vraag. ‘Welk lichaamsdeel zeept u 's morgens het eerste in?’ Dat was de eerste die na de kennismaking door mijn hoofd schoot. Ik had een zeeman verwacht. Een baard, littekens van vishaken, handen als een schepnet en melancholieke ogen waarin veel zee en weinig mensen. Maar zacht en open als een boek. Voor me staat een man die zich Engels stijf beweegt, mechanisch glimlacht en niet observeert maar naar binnen staart. Afstandelijk als op een ambassade-borrel. Hoe breek je daar doorheen? Niet met de vraag die als een duiveltje op mijn tong brandt. Ik zwijg dus. Hij ook. Vier ogen dansen ritueel rond een microfoon. Achter de mijne de vraag die niet gesteld kan worden, achter de zijne het antwoord dat hij al honderd keer gegeven heeft. Het blijft stil.
Maar inderdaad, de vergelijking met Chatwin, Theroux, Thubron, of Nooteboom ligt voor de hand. Jonathan Raban begon zijn schrijversloopbaan weliswaar als letterkundige met studies over technische aspecten in de moderne fictie, over Huckleberry Finn en het leven in de stad (Soft city, 1974) maar ontwikkelde zich allengs tot - wat wel genoemd wordt - een ‘schrijver van reisverhalen’. In 1979 publiceerde hij een boek over de Arabische wereld, kortweg Arabia getiteld. Twee jaar later verscheen Old glory, een prachtig verslag van een bootreis over de Mississippi. Het leverde Raban roem en geld (‘iedere Engelse schrijver teert op de Verenigde Staten’) en dus het zelfvertrouwen om op deze weg voort te gaan. Maar zijn volgende stap was een roman, in 1985 in het Engels, het jaar daarop in Nederlandse vertaling verschenen. Dat is Buiten land (Foreign land), een boek dat zeker tegen het einde een voorspel lijkt van Langs de kust (Coasting) dat respectievelijk vorig jaar en enkele weken geleden op de markt kwam. Wat mij betreft het mooiste uit de reeks: in Langs de kust vertelt Raban hoe hij in 1981 een boot koopt met het doel te ontsnappen naar de wildernis die Engeland omgeeft. De zee. Hij is nog maar net uitgevaren of de Falkland-oorlog breekt uit. Verbijsterd volgt hij van een afstand de nationale hysterie. Golven, herinneringen en nationalistisch gebral versmelten tot een expressionistisch schilderij in woorden. En de schipper vaart verder. Hij is nog altijd op zee als in 1984 de mijnwerkersstaking begint die net als de Falkland-oorlog als een invasie gezien wordt. Dit keer van ‘buitenlandse’ (dat wil zeggen marxistische) ideeën. Raban zeilt erheen en merkt net als Orwell in Wigan Pier dat hij zich weliswaar met de stakers verbonden voelt
maar dat zij van hem niet veel moeten hebben. Kleren, spraak. ‘Je vaart met je klassekleuren stevig aan de mast genageld. En ik droeg een vaandel dat beklad was met kronen en ankers en god weet wat nog meer.’ Weer gaat hij verder, nog een dikke tien bladzijden. Dan stopt het boek, eigenlijk midden in het verhaal en vlak nadat er uit het niets een vrouw opgetreden is. ‘Tot waar ben je gekomen,’ vraagt deze. Het antwoord, de laatste zin, staat cursief: Niet ver. Maar tot hier waar we nu zijn, voordat we weggaan. De tocht gaat dus voort, door de ruimte van die waterige woestenij, door de politieke kaart van Engeland, door een springerige film van herinneringen. Chatwin inderdaad, Thubron, Nooteboom, Theroux. Maar toch weer anders. Want de leidraad is niet de esthetica van de omgeving. Evenmin de persoonlijke geschiedenis van de schrijver of gewoon het verloop van de reis. Te zamen vormden die het decor. Rode draad lijkt de weerzin tegen Thatcher en haar wereld. De politiek dus. Ik schud die andere vraag uit mijn hoofd en stuur het gesprek in die richting.
BERT NIENHUIS
Jonathan Raban en zijn hang naar het universele