Een tobberige artiest op zoek naar het volmaakte moment
Poëtische reportages van Spalding Gray
Zwemmend Naar Cambodja door Spalding Gray Uitgever: Bert Bakker, 124 p., f 19,90
Jaap Boots
Sommige films schoppen het helaas nooit verder dan een eenmalige vertoning op een filmfestival. Zo was op het filmfestival van Rotterdam enkele maanden geleden de film Swimming to Cambodja van regisseur Jonathan Demne te zien, die verder in Nederland niet in roulatie is gebracht. Jammer, want naar die film, een registratie van een monoloog van de Amerikaanse theaterman Spalding Gray, was ik nu net bijzonder nieuwsgierig geworden nadat ik vorig jaar met zoveel plezier diens verhalenbundel Swimming to Cambodja (The collected works of Spalding Gray) had gelezen.
Spalding Gray is van origine acteur. Hij maakte in de jaren zeventig deel uit van Richard Schechners Performance Group en werkte daarna samen met Elisabeth Le Compte in The Wooster Group, een toonaangevend avantgarde-gezelschap uit de Verenigde Staten, dat ook enkele malen in Nederland optrad. Met de laatste groep maakte Gray onder andere de theatertrilogie Three Places in Rhode Island, waarin veel autobiografisch materiaal zat dat was aangedragen door de acteurs. Zo hield Gray in het derde deel van deze trilogie een door middel van improvisaties tot stand gekomen monoloog waarin hij het publiek op de hoogte stelde van zijn persoonlijke verhouding met het toneelstuk. Vele jaren later zou hij deze werkwijze weer oppakken nadat hij, verkerend in een creatieve impasse, in een depressieve bui tegen een vriendin had gezegd dat hij naast zijn eigen einde tevens het einde der tijden meende te zien naderen. De vriendin antwoordde: ‘Well, Spalding, during the collapse of Rome, the last artists were the chroniclers.’
Daarmee werd het idee van de theatermonoloog nieuw leven ingeblazen, of, zoals Gray het zelf formuleert in het voorwoord van de Engelse uitgave van Swimming to Cambodja: ‘(...) all the bells went off inside me. Of course, I thought. I'll chronicle my life, but I'll do it orally, because to write it down would be in bad faith, it would mean I believed in a future.’ Hij keerde terug naar The Performing Garage en begon daar solovoorstellingen te geven waarbij hij, gezeten achter een eenvoudig houten tafeltje, al improviserend verhalen over zijn jeugd aan het publiek vertelde. Zo ontstond zijn eerste monoloog, Sex and Death to the Age of Fourteen. Later volgden verhalen over zijn middelbare-schooltijd en het acteursleven als 47 Beds, Booze, Cars and College Girls en Swimming to Cambodja (part one & two). Spalding Gray werd al gauw een van de bekendste ‘monologists’ van het Amerikaanse theater.
We mogen ons wel gelukkig prijzen dat Gray zijn aanvankelijke wantrouwen tegen het geschreven woord heeft laten varen en zijn verhalen op schrift heeft gesteld, want nu kunnen we ook in Nederland kennis maken met zijn werk. Eerst was er al de eerdergenoemde Engelse uitgave van Swimming to Cambodja, en onlangs verschenen de twee monologen die samen het verhaal Swimming to Cambodja vormen in vertaling bij Bert Bakker. Gray doet in Zwemmend naar Cambodja verslag van zijn ervaringen in Thailand tijdens de opnamen van de veelgeroemde film The Rilling Fields van Roland Joffe, waarin hij een kleine rol speelde. Hij doet dat op een uiterst innemende manier. Zelf noemt Gray zich een ‘poëtisch verslaggever’ wat me een goede term lijkt voor zijn werkwijze. In een uiterst vlotte stijl rijgt hij tragische en komische scènes uit zijn eigen leven en de geschiedenis van Cambodja aaneen tot een zeer boeiende, persoonlijke ‘reportage’. Zijn methode van vertellen doet daarbij veel denken aan die van Freek de Jonge in diens shows: om de zoveel alinea's schiet het verhaal in een andere versnelling, geen onderwerp is zo gek of het wordt aangepakt, overal worden zijpaden ingeslagen en anekdotes verteld en net als je denkt ‘nou vliegt-ie uit de bocht’ pakt Gray de draad van het verhaal weer op en dendert verder. Wat is de rode draad van Zwemmend naar Cambodja? In feite het verhaal van een tobberige artiest van rond de veertig, die zich op prettig gestoorde wijze door de chaos van het leven heenslaat, waarbij hij maar één ijkpunt heeft: zichzelf. En omdat Gray om de haverklap in het onzekere verkeert over wat dat ‘zichzelf’ dan wel is, wordt het geheel gelukkig nergens dogmatisch of zeurderig moralistisch. Het enige wat men Spalding Gray kan verwijten is dat hij wat narcistisch is aangelegd, maar wat mij betreft
wordt dat steeds voldoende gecompenseerd door zijn grote vermogen tot zelfspot en ironie.
Spalding Gray
NANCY CAMPBELL