Thrillers
Robert Moss krijgt met Carnival of Spies (Pocket, f 13,95) zelfs de sterkste lezer op de knieën. Het is een boek van 619 bladzijden, met aan het eind ook nog zeven bladzijden historische informatie om aan te geven dat de auteur weliswaar veel uit zijn duim heeft gezogen, maar dat de duim toch wel echt is. Het geheel is een amechtig relaas over de machinaties van het internationale communisme in de jaren twintig en dertig. Aan de hand van de levensloop van een Duitse arbeidersjongen uit Hamburg krijgt de lezer voorgeschoteld dat overal ter wereld de Rus rechtstreeks of indirect via mantelorganisaties probeert de communistische revolutie te ontketenen. Dat gebeurde in Duitsland, in China en ook in Brazilië. De gebeurtenissen in dat Zuidamerikaanse land vullen een belangrijk gedeelte van het boek. Een tweede thema is de gelijkenis tussen Hitler-Duitsland en Stalin-Rusland. De schurkenstreken van Stalin brengen de hoofdpersoon ertoe zijn diensten aan de Engelse Geheime Dienst aan te bieden die in die jaren de rol vervulde die de CIA tegenwoordig op zich heeft genomen. Wie geschiedenis een vreselijk vak vond op school, heeft in dit boek nog een goed bewijs voor zijn gelijk. Feiten, jaartallen en gebeurtenissen stapelen zich op elkaar. Het geweld en de hartstocht en de simpele structuur van het boek met enkele hoofdpersonen die elkaar waar ook ter wereld weer tegenkomen, kunnen aan die brei niets afdoen.
Mummy's Boy van William Paul (Futura, f 16,50) toont goed aan dat in het misdaadgenre rare constructies kunnen worden bedacht zonder dat het resultaat echt in elkaar stort. Het boek heeft een hoofdpersoon met én een moederbinding van pathologische omvang én een baantje op een researchinstituut in Engeland waar chemische wapens worden ontwikkeld. Voor de intrige is het verder reuze handig dat zijn moeder zowel in de klas heeft gezeten bij de tegenwoordige minister van Defensie als bij het hoofd van het onderzoekscentrum en met beiden een verhouding had. Voordat iemand het in de gaten heeft, overlijdt de moeder en wordt Engeland met een dodelijke bacteriënstam bedreigd. Het is een pulpverhaal van de eerste orde, maar op gezette tijden niet onaardig. De hoofdpersoon pocht bij voorbeeld dat hij Moskou in rep en roer kan brengen en blijkt dan Moskou in Schotland te bedoelen. Als hij daarna over Washington begint, denkt iedereen dat hij het over de plaats in Noord-Engeland heeft, maar dat blijkt dus niet zo te zijn. Dat een moedersjongen zonder moeder geen bestaan heeft, zal verder duidelijk zijn.
H.R.F. Keating is de schepper van de Indiase inspecteur Ghote die normaal gesproken de misdaad in Bombay bestrijdt. In The Body in the Billiard Room (Mysterious Press, f 14,40) reist hij echter af naar de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu waar in een fin-de-siècle Engelse Club de biljartbediende is vermoord. Het is een leuk verhaal voor de fijnproever geworden. Ghote wordt door zijn opdrachtgever steeds vergeleken met Holmes en Poirot, terwijl hij juist zijn best doet om een goed politieel onderzoek te houden. Het verhaal balanceert kunstig op de rand van een pastiche van de klassieke Engelse puzzeldetective en de exotisch-provinciale verhalen van Keating zelf. De Club heeft haar beste jaren al zeer lang achter zich liggen en telt nog maar enkele leden die zoals dat hoort allemaal hun eigen geheim hebben. Keating weet de sfeer van vergane glorie mooi te treffen zonder dat de droefgeestigheid toeslaat. Aan het eind tovert Ghote de oplossing van het drama uit de hoge hoed, waarbij intuïtie een grotere rol speelt dan de grijze cellen.
Een Amerikaanse militair steelt een draagbare atoombom uit het arsenaal dat hij moet bewaken en begint een trektocht langs Europese steden waaraan hij goede herinneringen heeft uit de tijd dat zijn vriendin nog bij hem was. Tijdens die tocht reist hij onder meer per draagvleugelboot van Le Havre naar Amsterdam en dan wordt het verhaal al een stuk minder plausibel. David Aaron, de auteur van Alarmfase Rood (De Boekerij, f 27,50) lijkt meer verstand te hebben van de machinaties op het Witte Huis dan van de verbindingen in Europa. De delen van het boek die vergaderingen van ambtenaren beschrijven en het in gang zetten van diverse stadia van paraatheid van het Amerikaanse en ook Russische leger zijn sterker dan de jacht op de dief. De dief heeft overigens een zeer nobel doel. Alle kernwapens moeten de wereld uit, anders laat hij zijn eigen wapen ontploffen. De leukste figuur in het verhaal is niet de militair met een missie, maar de veiligheidsadviseur van de Amerikaanse president die in de ontwikkelingen een ideale mogelijkheid ziet Rusland door een beperkte atoomoorlog uit te schakelen en tegelijkertijd zijn eigen invloedssfeer te vergroten. Het komt het verhaal verder niet echt ten goede dat de militair wordt opgejaagd door een geheim agent die zijn tweelingbroer kon zijn, maar in de wirwar van gebeurtenissen valt dat misschien niet zo op.
Sommige boeken zijn heel erg moeilijk in een genre onder te brengen en de vraag is of The Last Man's Head van Jessica Anderson bedoeld is als misdaadboek (Penguin, f 20,80). De hoofdpersoon is een politieman en hij houdt zich ook bezig met een onderzoek naar een misdrijf, maar ondertussen lijkt het de schrijfster meer te gaan om het tot in de finesses schilderen van een compleet verknipte familie. Het boek verscheen voor het eerst in 1970 en aan de lijst voorin te zien is Anderson een schrijfster die al jaren bezig is een klein oeuvre te scheppen. Themathiek is ver te zoeken in het verhaal en van een echte intrige is ook geen sprake, maar toch blijft het lezenswaardig. Dat komt doordat de personages zo aardig in hun bizarheid worden neergezet, van de psychopatische jongeman met illusies van grandeur tot de oudere dementerende dame en met daar tussenin de zwangere vrouw die al enkele, bijna voldragen miskramen heeft gehad en de politieman die vaag het gevoel heeft dat het leven meer moet kunnen bieden dan plicht en lust. Zo'n boek kan bijna niet anders dan een onbevredigend slot hebben voor de lezer die gewend is dat slot en climax samenvallen. Hier en daar doet het geheel aan Patricia Highsmith denken, maar dan veel beter geschreven en zonder de moeizame intrige die Highsmith meestal obligaat als uitgangspunt neemt.
THEO CAPEL