Gedicht
In die paleisstad wordt een zaal vierkant
en arabesk omsingeld door dolfijnen.
Zij, gelijk zwaluwen hemel belijnen,
betekenen het water geestverwant
dieper dan woord of lied vermag, zij schijnen
- geschilderd langer zichtbaar aan de wand -
't bestaan te vieren zonder vast bestand:
zo tussen sprong en duik zijn zij het reine
sprakeloze geluk. O beeldtexturen
waarmee wij uitgedachten doodse muren
kunstig versieren - laat dat onbewuste,
sprankelend zo in spatten die niet duren,
in het gedicht de zwaartekracht besturen,
dat het ontsprongen tussen regels ruste.
C.O. JELLEMA
Uit: Een slaande hoef. Sonnetten. Querido, f 29,50