[4 juni 1988 - Nummer 22]
Ter zake
Diny Schouten
In Lissabon vond half mei een internationale conferentie plaats, waar op uitnodiging van de Wheatland Foundation zeventig schrijvers, critici en uitgevers congresseerden. De Wheatland Foundation is drie jaar geleden met geld van multimiljonair Paul Getty opgericht. Voorzitter Lord Weidenfeld, samen met ‘president’ Ann Getty initiatiefnemer van de stichting, omschrijft de doelstelling als ‘het neerhalen van de muren van het culturele chauvinisme’. Voor een literair werk dat die doelstelling bevordert, is een prijs van $ 10.000 uitgeloofd. Harry Mulisch bevond zich onder het internationale gezelschap van genodigden - onder wie Joseph Brodsky, Czeslaw Milocz, Gyorgy Konrad, Malcolm Bradbury, Martin Amis, John Gross en Susan Sontag. Mulisch, aan wie evenals aan een Zweedse, Noorse, Deense, Finse en IJslandse schrijver werd gevraagd om een schets te geven van de literatuur van zijn land, ‘bezat de opmerkelijke moed om toe te geven dat zijn land wat de letteren betreft niets had voortgebracht dat het kon halen bij zijn schilderkunst, bijvoorbeeld Vermeer,’ schrijft de Jornal de letras, artes e ideèas. ‘Iedereen weet toch dat we geen Shakespeare of een literaire Van Gogh hebben,’ licht Mulisch desgevraagd toe. Mulisch is ingenomen met de rijke ontvangst die hem ten deel viel in het Lissabonse Ritz-hotel te midden van Nobelprijswinnaars, en evenzeer tevreden over ‘de goede smaak’ waarover de organisatoren bleken te beschikken om de uitnodiging juist hem te doen toekomen. Mulisch beëindigde zijn speech met een optimistische conclusie: ‘Dat we het allemaal nog zelf moeten doen om Nederland literair gezien zichtbaar te maken, is natuurlijk een aardige kant van de zaak.’ De kansen
voor die goede zaak ziet Mulisch niet somber in, ‘maar de overheid zou eens moeten ophouden met die onzin van tulpen, klompen en kaas, waarmee ze Beatrix laatst weer naar Canada stuurden’.
Redacteur Martin Ros slaakte indianenkreten bij de bekendmaking van de AKO Literatuurprijs 1988 aan zijn auteur Geerten Meijsing, maar ter uitgeverij - De Arbeiderspers - moeten zijn juichkreten rap verklonken zijn. Van Meijsings Veranderlijk en wisselvallig was weliswaar een inderhaast bestelde derde druk onderweg, maar veel boekhandelaren wachtten nog op de uitlevering van hun bestellingen van de tweede druk. De run daarop nog wegens Meijsings nominatie, veroorzaakte dat de voorraad in één dag op was. Veel boekhandelaren, inclusief de Bruna-kiosken, moesten derhalve de week na de bekendmaking van de prijs hun klanten ‘nee’ verkopen. Nü moet worden afgewacht of de vraag niet is weggeëbt. Alleen AKO zelf had geen problemen, door eerder dan ieder ander beslag te kunnen leggen op voldoende voorraad. ‘Inderdaad, pech,’ zegt een verkoopmedewerkster van De Arbeiderspers. ‘Het boek wordt in Oost-Duitsland gedrukt en daardoor duurt het tot deze maandag voor het boek weer leverbaar is. We hadden er ook niet erg op gerekend dat Meijsing zou winnen. De derde druk bedraagt vierduizend exemplaren en als die op zijn wordt het weer erg moeilijk om te beslissen hoe grootje de volgende moet maken.’
Het gaat Haagse Post-journalist Jan kuitenbrouwer financieel naar den vleze: de eerste tranche van het honorarium voor de 225.000 verkochte exemplaren van zijn studie in het Hedenlands Turbotaal (naar schatting twee en een halve à drie ton) zal uitgeverij Aramith hem binnenkort uitkeren. Kuitenbrouwers enige ergernis is de als vijandig ervaren ironie waarmee zijn vakbroeders over hem schrijven. Dat zij in plaats van naar een pen naar ‘de achterkant van een stoelpoot’ grijpen, bleek hem recent uit een plagerig stukje in het FNV-blad Switch. Het blad maakte melding van een Mercedes Turbo, die de importeur aan Kuitenbrouwer een weeklang ter beschikking zou hebben gesteld, en dat terwijl de begunstigde niet over een rijbewijs beschikt. De auto was bedoeld om Kuitenbrouwer ‘het turbogevoel’ te kunnen geven, dat hij nodig zou kunnen hebben voor het schrijven van een voorwoord bij een ‘speciale Mercedes-editie’ van zijn boek, die de importeur bestelde als relatiegeschenk. ‘Die auto is wel beloofd, maar ze zijn er nooit meer op teruggekomen. Die speciale uitgave is er" wel gekomen in vierduizend stuks. Het was wel een beetje schaamteloos, maar downright commercieel.’ Principes houdt Kuitenbrouwer er wel degelijk op na. We herinneren ons dat hij standhield tegen het verzoek van boekenclub ECI om in ruil voor een flinke afname een passage uit zijn boek te schrappen die de boekenclub onwelgevallig was. Die betrof het woord ‘struivelaars’: een pejoratieve benaming die onder ECI-personeel gewoon is ter aanduiding van de eigen cliëntèle. ‘Ik heb toen gezegd, no wayno way, en toen hebben ze ze toch gewoon afgenomen.’
Een opgeruimde Jan Wolkers (62) zet in een uitgebreid vraaggesprek met het Vlaamse radio- en televisieblad Humo zo ongeveer alle mythologieën recht die in de loop der jaren over zijn schrijverschap zijn ontstaan. Zo heeft het wereldsucces van Rob Houwers verfilming van Turks fruit Wolkers nimmer multimiljonair gemaakt. De filmrechten werden afgekocht voor f 35.000,-, een bedrag dat Wolkers redde van een dreigend faillissement ten tijde van de aankoop van zijn Texels landhuis Pomona. Dat er jaren waren waarin Wolkers' royalty's van zes- à zevenhonderdduizend gulden toucheerde maakte hem niet rijk maar vooral vrijgevig tegenover idealistisch-politieke organisaties. Ander oud zeer is zijn Hemingway-image (‘Ja ik zuip... flessen Schots bronwater’) en de overdrijving van zijn seksuele potentie: recent zag Wolkers zich geportretteerd ‘als vieze oude man, het geslacht ondersteund door een houten sokkel, die het eiland afschuimt om de laatste boerenmeiden die nog vrij rondlopen in de berm te pakken en zolang te rammen dat hun klaarkomen gehoord wordt op Terschelling’. Wolkers zelfportret benadrukt hogere drijfveren als schoonheidsliefde en liefde voor het leven, die hem verwachtingsvol maken tegenover de ouderdom. Tegen Hugo Claus zei Wolkers: ‘Hugo, wij worden beter naarmate we ouder worden, net als wijn.’
In het VPRO-radioprogramma Het Rumoer, gepresenteerd door Max Pam, werd een ernstige beschuldiging geuit tegen Jean-Paul Franssens' nieuwe boek Vriend dood. Schrijvers Tim Krabbé en Boudewijn Büch beschuldigden Franssens van ‘jatwerk’. Een snelle raadpleging van handboeken over criminaliteit overtuigden Krabbé en Büch ervan dat Franssen alle details uit de rechtzaak van de Düsseldorfse lustmoordenaar Peter Kürten (in 1929 veroordeeld wegens het plegen van vijfentwintig moorden) had overgeschreven, zonder diens naam te noemen: ‘Het zou een documentatie mogen heten, maar geen roman.’ Dat daarenboven Krabbé zei een ‘pornografische’ passage uit het boek te willen verbranden, wekte mogelijk nog meer dan de plagiaats-beschuldiging verbijstering en woede op bij auteur Franssens, die om genoegdoening vroeg in een volgende uitzending. In het hem toegekende weerwoord bevestigde Franssens zich gedocumenteerd te hebben, onder andere bij het Nordrhein-Westfälisches Staatsarchiv, ‘maar de biografische gegevens waren slechts de basis voor mijn roman’. Het vermelden van de naam van Peter Kürten zou hem ten onrechte acht moorden in de schoenen schuiven: ‘Ik heb mijn eigen moordenaar gecreëerd,’ bezwoer Franssen. De verwijzing naar beroemde literaire voorbeelden, gemodelleerd naar historische feiten als daar zijn Faust, Don Juan en Truman Capotes In Cold Blood doofden vervolgens het vuurtje, waarbij Krabbé afzag van zijn voorgenomen pyromanie.