Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDiny SchoutenKasteel van Rhoon, 14 mei 1988 ‘Goddank, in Rhoon daar weet men van genieten,’ heeft Ivo de Wijs gedicht. Zijn voor de gelegenheid vervaardigde openingsballade geeft de literaire avond van de Stichting Kasteel van Rhoon cachet. Publiek (de Rhoonse en Poortugaalse haute volée) en plek (de Klokkezolder van het Kasteel van Rhoon) zijn De Wijs vertrouwd. Dat is andersom ook het geval: de karavaan van ‘light verse’-dichters trok al vaker naar Rhoon. Het ‘literair variété’ onder leiding van Ivo de Wijs en Drs. P besluit traditioneel zes avonden kleinkunst. Het passe-partout à f 50,- bood dit seizoen het beschaafde entertainment van Brigitte Kaandorp (‘Laat mij maar even’), Paul de Leeuw (‘De rozebotteltijd’), Miel Cools (‘Wie niet weg is, is gezien’), Cabaret Zindroom (‘Bekijk het maar’) en Joop Visser (‘Solo’). Ook zij zijn oude bekenden: het programmaboekje hoeft slechts te verwijzen naar vorige boeiende optredens. Het is aan de artiesten om zichzelf te vernieuwen. Ivo de Wijs kent de gezichten al en geeft eerlijk toe dat zijn repertoire een beetje uitgeput raakt. De rijmschema's van literaire versvormen - het ollekebolleke, het sonnet, de limerick - zijn vorige keer al behandeld. In de pauze blijkt er desondanks vraag naar te zijn, ook naar de ‘taalspelletjes.’ Maar die lukken vanavond niet zo goed. De spreekstalmeester kan op rijm of in éénlettergrepige woorden praten wat hij wil, maar antwoord krijgt hij niet op de opgegeven raadseltjes. Een werkgroep van de ‘Ronde Tafel’-club, afdeling Rhoon, een sociëteit die in formule geënt is op de ‘Rotary’, ziet er nauwgezet op toe dat voldaan wordt aan de culturele bestemming die het witgepleisterde kasteel na een kostbare restauratie heeft gekregen. Eens waren de graven Bentinck heren van Rhoon en Pendrecht. De bewijzen van hun mecenaat worden volgende maand tentoongesteld. Het is wat woekeren met de ruimte: slechts tijdens de wisseling van de tentoonstellingen, om de zes weken, is de zolder beschikbaar voor cultureel amusement. De organisatie - ‘uitsluitend liefdewerk en oud papier’ - kan dankzij de gemeentelijke subsidies de entree zo laag houden. Is het wonder dat de verkoop van de passe-partouts dit jaar slechts zeven minuten in beslag nam? Vorig jaar waren dat er nog dertien. Nauwgezet kwijt ook de presentator zich van zijn taak. Opgewekt, en met een vaardigheid die verraadt dat hij vaker met het bijltje hakt, praat hij de dichters aan elkaar. Een grappig versje over de lente van Jan Boerstoel, een bovenzinnelijk liedje over Lucretia Borgia van drs. P, een komiek verhaaltje over het liefdeleven van de vink van Midas Dekkers, en zo voort en zo verder tot ook Simon Knepper en Driek van Wissen gelijkelijk in aantal beurten bedeeld zijn. De dichters van het lichte vers, knus bijeen aan de ronde tafel op het podium, vormen een hechte familie, lijkt het wel. Dat vermoeden wordt versterkt als Ivo de Wijs berichten overbrengt van afwezige plezierdichters en -schrijvers die óók een beetje tot de familie behoren: ‘Met Nico Scheepmaker, Beatrijs Ritsema, Bies, Theodor Holman en Kees Stip, die u allemaal van de vorige keer kent, gaat het héél goed. Ze hebben sinds ze hier waren al weer heel veel nieuws geschreven, behalve Jan Kal, maar die studeert zoals u weet voor dokter en die heeft intussen wel een tentamen gehaald.’ Dan mag Jan Boerstoel weer lezen. Publiek en dichter herkennen zich geheel in de zelfspot van het gedicht ‘Denkers’: ‘De schrijver leest en (wat erger is) leest vóór / uit werk waar kennelijk geen hond op zit te wachten. / Hij denkt berustend: “Wat kan geld toch veel verzachten.” / En tussen literaire hazeslaapjes door / denkt het publiek, te sjiek om zomaar weg te lopen: / ‘Enfin, alweer een boek om niet te hoeven kopen!’ Midas Dekkers heeft de lachers op zijn hand met zijn observatie ‘dat grote schrijvers vaak biologen zijn’. De bijbelse vertelling op rijm van Simon Knepper, waarin aan een brandend braambos de brandweer te pas moet komen, oogst evenzeer applaus, maar dat kan ook verdiend zijn door Kneppers vertederend-verlegen optreden. Als benjamin is hij overduidelijk de lieveling van het publiek. Driek van Wissen mag de avond besluiten. Voor zijn vers over intieme problemen met de stoelgang ‘moeten hoogstaande mensen hun oren maar even dichtdoen’, maar niemand die van zins is gevolg te geven aan zijn verzoek. Voor het ‘speelkwartier’ zoals de zingende doctorandus het tot algehele hilariteit uitdrukt, lukte het drs. P evenmin om aanstootte geven met een liedje over venerisch ongerief. Aan de enige klacht, ‘of de dichters niet zoveel willen roken op het podium’, is dan al gehoor gegeven. ‘Waar laat het lichte vers zich anders betrappen dan op avonden als deze?’ De vraag van Ivo de Wijs is retorisch. Toch zijn de stapeltjes boeken, strategisch bij de uitgang uitgestald, niet zichtbaar geslonken. Mevrouw L. van Houdt-Smitshoek van de Rhoonse boekhandel ‘Het Witte Huys’ vertrouwt erop dat er in de komende weken om gevraagd zal worden: ‘Tenslotte geef je de mensen zo toch een stukje opvoeding mee.’ |
|