Brieven
Literatuursociologie
In de Boekenbijlage van 7 mei bespreekt Carel Peeters Het literaire leven in de twintigste eeuw van Ton Anbeek en Jaap Goedegebuure. Hij vermeldt dat de auteurs een ‘sociologische invalshoek’ volgen en citeert met instemming het voorwoord waarin gezegd wordt dat deze invalshoek ‘niet gebruikelijk’ is. Peeters kan zich goed vinden in het idee de aandacht niet zozeer op individuele auteurs te richten, maar op de economische positie van schrijvers, de betekenis van tijdschriften, veranderingen bij grote uitgevers, de waardering van schrijvers bij kritiek en publiek. Vanaf 1981 staan deze zaken centraal binnen het onderwijs en het onderzoek in de empirische literatuursociologie aan de Tilburgse Katholieke Universiteit Brabant. In hun boek zwijgen Anbeek en Goedegebuure hier volledig over. Om verschillende redenen is hun stilte pikant, bijvoorbeeld wanneer men zich herinnert dat Anbeek in 1982 in zijn inaugurale rede de Tilburgse literatuursociologen als ‘harakiri-sekte’ verketterde. Zo ongepast en heilloos vond hij toen aandacht voor andere zaken dan individuele auteurs en hun teksten. Peeters noemt Escarpit de voorganger van Anbeek en Goedegebuure. De achtergrond van hun boek is veel smaller en Nederlandser dan met deze verwijzing wordt aangegeven.
Tilburg
H. Verdaasdonk