Hoe de man van Pepsi de man van Apple werd
Het provincialisme van een Amerikaanse Odysseus
Odyssee - van pepsi naar apple door John Scully, met John Byrne Vertaling drs. E.W. van der Poll Uitgever: Het Spectrum, 486 p., f 49,90
Liesbeth Koenen
Ergernis en gretigheid. Heen en weer geslingerd tussen die twee gevoelens las ik John Sculley's Odyssee van Pepsi naar Apple toch helemaal uit. Sculley was de bijzonder geslaagde topmanager bij Pepsi die de cola-oorlogen begon. En won. Het was zijn idee om Pepsi tot The choice of a new generation te bombarderen, in een campagne waarbij Coca-Cola met succes afgeschilderd werd als een oubollig en achterhaald drankje. Ook de ‘Pepsiproef’ is een bedenksel van Sculley: overal in Amerika, en later ook in Europa, werden proeverijen georganiseerd. Het publiek kreeg een glaasje Pepsi en een glaasje Coke voorgezet, zonder te weten wat wat was. En verdomd, de meeste mensen vonden Pepsi lekkerder. Het antwoord van Coca-Cola, een zoetere versie van hun produkt, werkte niet. Beetje bij beetje, door telkens nieuwe veldslagen en trucs - Pepsi deed meer limonade in zijn fles, want wat de consument in huis heeft consumeert hij ook - steeg het marktaandeel van Pepsi, tot het in de Verenigde Staten dat van Coca-Cola overtrof.
Interessant om te lezen is vooral de dodelijke ernst waarmee deze strijd wordt uitgevochten. Met hart en ziel zet Sculley zich in. Over zijn privé-leven krijgen we maar weinig te horen, maar de vraag is hoeveel privé-leven hij heeft. Twee huwelijken worden tussen de bedrijven door in drie regels roemloos afgevoerd, pas Sculley's derde vrouw heeft een naam in het boek. Flink wat hoofdstukken verder blijken de eerste twee echtgenotes overigens toch nog een paar kinderen opgeleverd te hebben. Maar Sculley jogt en werkt alleen maar. Een schoolvoorbeeld van een workaholic. Apetrots is hij op zijn werkdagen van vijftien, zestien en zelfs achttien uur. Voor gewone mensen is het leven aan de top van een limonadefabriek onbegrijpelijk, ben ik bang.
Iets beter te volgen vind ik Sculley's enthousiasme voor het bedrijf waarnaar hij na heel lang aarzelen de overstap waagt: Apple Computers. Een gigantisch duur huis, een groot pakket Apple-aandelen, een jaarsalaris van een miljoen dollar, maar bovenal de intrigerende persoonlijkheid van Apple-oprichter Steve Jobs maken dat Sculley verhuist naar Silicon Valley, het stukje Amerika waar de grote computerindustrie-boom plaatsvond. Het verschil in werkklimaat tussen Pepsi en Apple is groot: nu geen super-de-luxe kantoren en strenge bedrijfshiërarchieën meer. Apple lijkt meer op een commune, of beter nog: een sekte met Steve Jobs als charismatische leider. Er werken vrijwel uitsluitend mensen van onder de dertig. En allemaal weten ze één ding zeker: Apple maakt de mooiste en de meest geavanceerde hard- en software ter wereld. Voor Apple mogen werken is geweldig, want Apple gaat ervoor zorgen dat een pc net zo gewoon wordt als een stofzuiger of een strijkijzer. De sfeer die Sculley schetst is aanstekelijk.
John Sculley