Broeinest van spionnen
De schrijver meldt dat zijn boek over Spitsbergen destijds het eerste belletristische werk was dat de partij-uitgeverij Oktober Forlaget uit durfde te brengen. Om de skepsis bij de meer theoretisch ingestelde kameraden weg te nemen besloot hij de thriller van het gewenste ideologische gewicht te voorzien, hoewel het resultaat voor een minder in het marxistisch-leninistische jargon ingevoerd publiek slecht te pruimen was. De tekstuele wijzigingen in de vertaling genieten daarom zijn volledige instemming; de politieke boodschap zal voor de oplettende lezer duidelijk blijven: ‘Dit boek is op feiten gebaseerd. Ik ken Spitsbergen goed; het is bekend dat de Sovjets proberen vanuit Spitsbergen de Atlantische wateren te controleren. De Amerikanen en de Navo proberen dat met man en macht te verhinderen. Dat krachtenspel heeft van Spitsbergen een broeinest van spionnen gemaakt,’ zegt Michelet. Hij attendeert op de vooruitziende blik waarmee hij elf jaar geleden gebeurtenissen beschreef die later werkelijk zouden plaatsvinden. ‘Er is later inderdaad een Russisch spionagevliegtuig op een van de eilanden neergestort; de bemanning was op slag dood. Daarna stortte er nog een helikopter van de Sovjets neer. Op het moment dat Noorwegen een onderzoek zou instellen naar de toedracht van het ongeluk, bleek het helikopterwrak door de Russen te zijn weggehaald. De Russen vestigden een militaire helikopterbasis in de buurt van Spitsbergen. Ik had daarvan destijds de primeur, ik heb er ook foto's van gemaakt.’ Artikel en illustraties werden afgedrukt in Klassekampen, het maoïstische dagblad van Noorwegen, dat Michelet aan het begin van de jaren tachtig van de ondergang hielp redden. Zonder dat er enige betaling tegenover stond voorzag hij de krant van spraakmakende columns.
Op dat moment had hij zich al het aanzien van een gewaardeerd schrijver geworven, maar toen hij in de zomer van 1976 over het Russische spionagekamp nabij Spitsbergen berichtte werd hij als journalistiek medewerker door Klassekampen nog per artikel betaald. ‘Ik vond de buitenlandse belangstelling voor Spitsbergen een intrigerend gegeven,’ zegt hij. ‘Een paar maanden na die primeur hield ik met mijn gezin vakantie in het bungalowpark van de vakbond van havenarbeiders. Ineens zag ik de inhoud van het boek voor me dat ik van plan was te schrijven. Binnen drie weken stond De gordel van Orion op papier. Bij Oktober Forlaget zagen ze er aanvankelijk niet zoveel in, maar drie maanden na het verschijnen waren er al twintigduizend exemplaren van het boek verkocht. In Noorwegen is dat érg veel. Uitgevers zijn al blij als ze kans zien om tweeduizend exemplaren van een boek te slijten; bij een oplage van tienduizend exemplaren spreken ze bij ons van een bestseller. De gordel van Orion werd herdrukt; er zijn nu in Noorwegen meer dan honderdduizend exemplaren van verkocht.’
Aan de lijst van vijftien boektitels die toen op zijn naam stonden voegde Michelet twee jaar geleden Vår afrikanske eksplosjon toe, dat komend najaar als Onze Afrikaanse explosie in Nederland zal verschijnen. ‘Mijn vrouw is typografie. Twee jaar lang leidde ze de drukkerij van de Swapo in Zambia,’ vertelt hij. ‘Ik ging met haar mee en deed het huishouden, wat door de Afrikanen niet erg begrepen werd. Toen het contract na twee jaar was afgelopen keerden we terug naar Oslo. Mijn vrouw en onze drie dochters verlangden terug naar Zambia. Ik kan daar als Noorse schrijver mijn draai niet vinden dus er zat niets anders op dan dat onze wegen zich zouden scheiden. Ik woon nu in Oslo, de rest van het gezin woont in Lusaka. Een paar keer per jaar vlieg ik op en neer.’
Onze Afrikaanse explosie is een politieke thriller, geschreven volgens het beproefde recept van De gordel van Orion. ‘Er ontploft een auto en dat blijkt een Zuidafrikaanse terreurdaad tegenover het ANC. Ik heb daarvan in Afrika diverse voorbeelden gezien. De gebeurtenissen in dit boek heb ik verzonnen, maar ze kunnen elk moment realiteit worden. Ik schreef dit boek toen ik ziek was. Ik had door het drinken van verontreinigd water hepatitis opgelopen en voelde me ontzettend beroerd. Ik mocht niet werken van de dokter en zat bleek en uitgemergeld in mijn stoel. Omdat ik vond dat ik toch wat te doen moest hebben ging ik achter de schrijfmachine zitten. Ik was nauwelijks in staat de toetsen aan te raken, maar desondanks lukte het me wonderlijk genoeg het manuscript binnen drie weken te voltooien. Dit boek is in zekere zin stiekem geschreven. We hadden, zoals elke Europeaan daar, een Afrikaanse; huishoudster. Ze zag er streng op toe dat ik me zou houden aan het doktersvoorschrift niet te roken, niet te drinken en niet te werken. Zodra ze me er op betrapte dat ik zat te tikken riep die vrouw: ‘Mister John, nu bent u tóch aan het werken! Hou daar mee op en ga naar bed!’ Ik zei dan dat ik alleen maar een brief aan het schrijven was, maar toch beval ze mij ermee op te houden. Het boek is dus onder moeilijke omstandigheden tot stand gekomen.’