Hans Andreus en Bernard Waehlens
Een kanttekening hij Hugo Claus' Een zachte vernieling
Jan van der Vegt
In de Boekenbijlage van 7 mei 1988 wijdde Ad Fransen een uitvoerige beschouwing aan de roman Een zachte vernieling van Hugo Claus, waarin een aantal Vijftigers in vermomming voorkomt. Terecht stelde Fransen vast dat het personage Bernard Waehlens, met wiens dood de roman begint, trekken van Hans Andreus vertoont.
Tegen het eind van de roman komt ter sprake, dat Waehlens zich in 1943 voor het Oostfront heeft gemeld. Samen met Hoome (in wie men Lucebert kan herkennen) was hij naar een Amsterdams aanwervingscentrum van de SS gegaan. Hoome had zich bijtijds bedacht, Waehlens tekende.
Fransen, die gezocht heeft naar parallellen tussen de romanfiguur Waehlens en Hans Andreus, moet zich begrijpelijkerwijs hebben afgevraagd in hoeverre dit op feiten berustte. Hij heeft er de ‘biografische verkenning’ op nagekeken, die ik in oktober 1983 in Bzzlletin publiceerde en hij vond daarin: ‘in de verwarring van de oorlogsjaren verliezen ook wij hem uit het oog’. Fransen noemt dit ‘een raadselachtige formulering’.
Toen ik dat biografische artikel schreef, was ik wel op de hoogte van geruchten over Andreus en de oorlogsjaren, maar ik beschikte over zo weinig concrete gegevens dat het mij beter leek deze delicate kwestie maar in het midden te laten. Nu kan ik er duidelijker over zijn dan in die ‘verkenning’.
De kern van wat Claus vertelt, berust inderdaad op feiten: in maart 1943 meldde Johan van der Zant (dat is de ware naam van Hans Andreus) zich aan als Oostfrontvrijwilliger. Hij was toen net zeventien geworden (volgens de roman zestien), en uit die leeftijdsgroep werden toen vrijwilligers gerecruteerd. Hij is niet in gezelschap van Lucebert naar een Amsterdams aanmeldingsbureau gegaan, maar is met een klasgenoot van de hbs naar Den Haag gereisd; de klasgenoot keerde naar school terug, Johan werd ingelijfd. Voor zijn moeder en stiefvader was het een pijnlijke verrassing, zijn natuurlijke vader Van der Zant schijnt nog getracht te hebben de jongen van dit onzalige plan te weerhouden. Vrienden noch andere klasgenoten noch Johans toenmalige vriendin wisten iets van zijn voornemen af.
Johan is naar het front in Joegoslavië gestuurd, maar hij was vroeg in 1944, misschien zelfs al bij de jaarwisseling 1943-1944, in Nederland terug. Over het hoe en wat van die terugkeer heb ik uiteenlopende verhalen gehoord. Mogelijk heeft hij zich, geschrokken van de realiteit van de Duitse krijgsdienst, door te simuleren ongeschikt kunnen laten verklaren.
Wat hem tot de stap gebracht heeft, is voorlopig nog een raadsel. Het is niet onwaarschijnlijk dat iemand de nogal wereldvreemde, met zijn hoofd in dichterlijke wolken lopende puber dit heeft aangepraat. In elk geval is er geen sprake geweest van een politieke keuze, niemand heeft hem ooit iets horen zeggen dat in die richting wees. Waarschijnlijk heeft hij in een impuls van onvolwassen dwarsheid gehoor gegeven aan de overredingskracht van persoonlijke of onpersoonlijke - propaganda, die strijden aan het Oostfront als een daad van idealisme voorstelde.
Hans Andreus
Dit is het ‘geheim’ waar Vinkenoog, zoals Fransen signaleerde, het in Literama over had en dat Andreus de rest van zijn leven gekweld heeft. Zijn literaire generatiegenoten raakten er op den duur van op de hoogte, maar niemand bracht de zaak naar buiten, omdat niemand deze misstap van een schooljongen in verband kon brengen met de latere Andreus, met diens afkeer van macht en geweld. Ik ben er bij mijn onderzoek door getroffen hoe tolerant andere Vijftigers als Schierbeek, Elburg en Kouwenaar, die in de oorlog aan de verzetskant hadden gestaan (ze waren ook ouder!), over dit feit uit Andreus' leven praatten. Andreus heeft er zelf nooit openlijk over durven spreken, hoewel hij door een ‘verklaring van onvrijwilligheid’ gevrijwaard was voor maatschappelijke gevolgen.
Claus had blijkbaar dit feit nodig om de tragische Andreus-kant in Waehlens contour te geven. Maar Waehlens is uit een gecompliceerd mengsel van feiten en fictie opgebouwd. Fransen ontdekte de overeenkomst tussen het slot van Andreus' autobiografische roman Denise (de nog net ingehouden moordaanslag op de geliefde) en de passage in Een zachte vernieling, waarin Waehlens een gewelddadige aanval doet op het meisje Sabine. Toch moet men voorzichtig zijn. Sabine lijkt in niets op Odile Liénard, die van 1951 tot 1955 de gezellin van Andreus was en die in Denise tamelijk waarheidsgetrouw geportretteerd is. En de gewelddaad die Claus beschrijft, heeft niet zo plaatsgevonden. Waehlens heeft trekken van Andreus, hij is het niet.
Fransens vraag of het oorlogstrauma en het liefdesdrama samenhangen, zou ik bevestigend beantwoorden, maar die samenhang is te gecompliceerd om hier uiteen te zetten. Later dit jaar zal ik er in een publikatie op terugkomen.
■