Schrijvershandwerk
Geïnterviewd worden door het Amerikaanse tijdschrift Paris Review wil zeggen dat je een flink aantal boeken geschreven moet hebben, want die interviews gaan niet over dit en dat jes, maar over het handwerk van het schrijven. Het tijdschrift bestaat sinds 1953 en publiceert vooral proza; de eerste verhalen van Philip Roth en Samuel Beckett verschenen erin. De Paris Review Interviews zijn vermaard omdat alle belangrijke en belangrijk geworden schrijvers in de loop der jaren aan de orde zijn gekomen en er over hun werkwijze hebben verteld: van E.M. Forster tot Aldous Huxley, van Vladimir Nabokov tot Gore Vidal en Milan Kundera. Onlangs verscheen als Penguin het zevende deel: Writers at Work, Paris Review Interviews, Seventh Series, ingeleid door John Updike, waarin interviews staan met Arthur Koestier, Malcolm Cowley, William Maxwell, May Sarton, Eugène Ionesco, Elzabeth Hardwick, Philip Larkin, John Ashbery, Milan Kundera, John Barth, Philip Roth en Raymond Carver. Updike, het zal niet verbazen, verdedigt het interview maar wijst toch op de vele malen dat schrijvers er huiverig voor zijn en zeggen dat ze er niet tegen kunnen op deze manier over zichzelf te praten. De dichter John Ashbery heeft er een hekel aan omdat het niet beantwoordt aan zijn ‘verbal life’, het is nooit precies genoeg en nooit zoals je het zou formuleren wanneer je zelf verantwoordelijk zou zijn voor de uiteindelijke tekst. De Engelse, inmiddels overleden dichter Philip Larkin zegt dat hij niet begrijpt hoe iemand een rondgang langs Amerikaanse universiteiten kan maken om uit te leggen hoe hij gedichten schrijft, ‘it's like going round explaining how you sleeep with your wife’. Het interview dat Hermione Lee met Philip Roth in 1983 en 1984 maakte, tijdens en net na het schrijven van The Anatomy Lesson, is uiterst instructief omdat Roth nu eens goed uitlegt hoe het zit met de
overeenkomsten tussen hem en zijn personage Zuckerman: ‘Making fake biography, false history, concocting a half-imaginary existence out of a actual drama of my life is my life.’ Hij vermomt zich, een romanschrijver doet alsof, dat is zijn beroep. Als schrijver vervorm je je biografie, ‘caricature it, parody it, you torture and subvert it, you exploit it’ en dat alles om de dimensie te bereiken ‘that will excite your verbal life’. Wat hem aan Zuckerman interesseert is dat iedereen gespleten is, maar weinigen zo openlijk als Zuckerman. Iedereen is ‘full of cracks and fissures’, maar iedereen is ook voortdurend bezig ze aan het oog te onttrekken. Dat laat Roth Zuckerman ook doen, maar zo dat de lezer het goed kan zien. ‘Ik ben een schrijver die een boek schrijft waarin hij zich voorstelt dat hij een schrijver is die een dokter zou willen zijn die een pornograaf is, maar die uiteindelijk voorgeeft een bekende literaire criticus te zijn.’ (Penguin, 331 p., f 26,90.)
CP