Afgeprijsd
‘Wat waren de zaken die me van een schrijver deden houden, die mijn stijl vormden, mijn karakter en mijn benadering van het leven?’ In The Books in My Life (voor het eerst gepubliceerd in 1952) somt Henry Miller er een zeer groot aantal op. (Van Gennep, 316 p., f 11,90). ‘Heb ik nog iets vergeten?’ vraagt hij na een uitputtende reeks: ‘vul die dan zelf in. Ik ben overal in geïnteresseerd.’ De schrijvers die op deze manier in het rijtje van Millers favorieten terecht zijn gekomen lopen uiteen van Petronius tot Madame Blavatsky. In een appendix noemt hij boeken die hij nog van plan is te lezen: de Memoires van Casanova, Flauberts Education Sentimentale en John Clelands The Memoirs of Fanny Hill. Ook Herfsttij der Middeleeuwen van Huizinga en Multatuli's Max Havelaar had Miller in 1952 nog steeds niet gelezen!
Een handig boekje is Ibsen on File, samengesteld door Michael Meyer, bekend van een uitstekende Ibsen-biografie. (Van Gennep, 71 p., f 5,90). Bevat een korte biografische chronologie, verder zijn de drama's beknopt weergegeven: jaar van eerste opvoering, korte inhoud, en persstemmen. Hedda Gabler werd door de Daily Telegraph met afgrijzen ontvangen: ‘Wat een verschrikkelijk verhaal! Wat een afschuwelijk stuk!’ Michael Meyer schreef overigens ook een (helaas slechte) biografie over August Strindberg. Heel wat beter bracht de vooraanstaande Zweedse journalist Olof Lagercrantz het eraf. Anselm Hollo vertaalde diens boek August Strindberg in het Engels, het is nu afgeprijsd verkrijgbaar. (Van Gennep, 399 p., f 19,50). De gecompliceerde verhouding tussen fictie en werkelijkheid bij Strindberg, het grootste struikelblok en bron van grote ergernis voor Michael Meyer, werd door Lagercrantz soepel en inzichtelijk beschreven. In Strindbergs laatste weken, voorjaar 1912, zonk de Titanic. Strindberg zag in dit onzinkbare schip zijn dromen over een aanstaande triomf van het industriële tijdperk vergaan. Hij stond op van zijn sterfbed en speelde op de piano variaties op ‘Nearer my God to Thee’, de hymne die volgens de overlevering door het scheepsorkest tijdens het zinken ten gehore zou zijn gebracht. Even apocrief als de legende rond ‘Nearer my God et cetera’ lijken de laatste woorden van Strindberg. Hij zou ze in mei 1912 tot de ziekenzuster hebben gesproken: ‘Maak je geen zorgen om mij, ik besta niet langer.’
Strindberg stierf aan kanker. In Medicine. An Ilustrated History door de ‘medical doctors’ Albert S. Lyons en R. Joseph Petrucelli wordt uiteraard ook aandacht besteed aan deze ziekte, al duikt deze in de medische literatuur en de afbeeldingen eigenlijk pas op sinds de achttiende eeuw, ook al was de ziekte bekend en gevreeds sinds de oudheid. De eerste die van een kankervariant een beschrijving gaf was de briljante Engelsman Percivall Pott (1714-1788). Deze constateerde een verband tussen kanker bij schoorsteenvegers en hun voortdurende aanraking met roet. Medicine. An Illustrated History (Scheltema Holkema, 615 p. f 99,-) is een adembenemende reis door de geschiedenis van de medische wetenschappen in theorie en praktijk, aan de hand van een indrukwekkende hoeveelheid literatuur en zeer rijk van illustraties voorzien. Vele culturen passeren de revue. De schrijvers besteden zowel aandacht aan de mythologische aspecten van de medische geschiedenis (bijvoorbeeld aan de Egyptische demon Seth, de brenger van alle ziekten die het oog van de valkgod Horus uitstak, en de god der wijsheid Thoth die dit weer genas) als aan bijvoorbeeld de chirurgische instrumenten die in Pompeji zijn gevonden. Met buitengewoon veel eruditie stelden Lyons en Petrucelli deze schitterende geschiedenis samen. Medicine. An Illustrated History kan aan de moderne patiënt als kalmeringsmiddel zeer goed worden voorgeschreven. Afbeeldingen van historische amputaties bijvoorbeeld bieden troost: wat zijn de medische wetenschappen vooruitgegaan!
Toen Victor Hugo in 1885 begraven werd, weende heel Frankrijk. De dood van Hugo, schreef een krant, was de dood van een ster. ‘De kunst was ten einde!’ Driehonderdduizend mensen volgden de lijkbaar, nog eens een miljoen stonden achter de dranghekken. Op enkele splinters na was het hele Franse volk van oordeel dat Hugo stond voor alles wat goed en hoog en edel was. De Franse revolutionair-socialist Paul Lafargue veegde de vloer aan met al deze bewieroking in De legende van Victor Hugo. (Van Gennep, 70 p. f 5,90). Volgens hem was Hugo niet meer dan een schraperige, onbetrouwbare charlatan, en in politiek opzicht een beginselloze draaikont. Vele dissidenten mochten zich in Hugo menen te herkennen, ondertussen was hij voornamelijk bourgeois in hart en nieren, zo meldt Lafargue, en voor de gezeten burgerij was hij een lichtend voorbeeld: ‘De bourgeoisie leverde een signifikant bewijs van haar identificatie met “de grote man” die ze in het Pantheon begroef. Terwijl ze op zijn begrafenis van de le juni alle naties uitnodigde, sloot ze de Beurs niet, staakte ze de handel en het financiële leven niet omdat 1 juni de vervaldag was van handelseffecten en publieke waardecoupons. Haar hart gaf in dat Victor Hugo, il poeta sovrano, die maatregel zou hebben afgekeurd; hij die, voor niets op de wereld, het incasseren van zijn rente en vorderingen een dag zou hebben uitgesteld.’
Een even ernstig démasqué viel de antropologe Margaret Mead te beurt. Haar beschrijving van een idyllische samenleving op de Samoa-eilanden met vlekkeloze seksuele harmonie bleek niet erg bij de werkelijkheid aan te sluiten, zo constateerde Derek Freeman toen hij ter plaatse antropologisch onderzoek deed. Zijn Margaret Mead and Samoa. The Making and Unmaking of an Anthropological Myth maakte een eind aan de droom van een ideale samenleving en sloeg in als een bom. (Martyrium, 379 p., f 7,90). Meer debunking in Nino Lo Bello's The Vatican Papers. (Martyrium, 246 p., f 12,50). Verbluffende verhalen over de rol van het Vaticaan in de omzwervingen van het gebalsemde lijk van Eva Peron, over de zelfkwelling van paus Paulus VI, het spionagenetwerk van het Vaticaan, banden met de maffia, de eventuele moord op paus Johannes Paul I, het derde geheim van Fatima, de door het Vaticaan gesteunde ontsnappingsroute voor ex-nazi's. Fascinerend ook beschrijft Lo Bello de pogingen van een Vaticaanse kardinaal om de ontdekking van de beenderen van de Heilige Petrus buiten de publiciteit te houden. Lo Bello stelde zijn zeer prettig leesbare boek op basis van een uitgebreide literatuurlijst samen. Een aantal zaken zijn het herlezen waard. Met het uitgebreide register kun je ze in The Vatican Papers gelukkkig snel terugvinden.
ATTE JONGSTRA