Idolaat van de baas
Het geestelijk testament van Jan Foudraine
Jaren van voorbereiding door Jan Foudraine Uitgever: Altamira, 283 p., f 29,50
Karel Soudijn
Patiënten die aan een dodelijke ziekte lijden, zien hun horizon geleidelijk aan inkrimpen. De toekomst wordt onwezenlijk; gewone zaken uit het dagelijks leven komen in een nieuw licht te staan. Wie niets meer hoeft te verwachten, kan met grote intensiteit genieten van een appelpitje dat op tafel ligt.
Wie niet aan een dodelijke ziekte lijdt, kan dergelijke ervaringen via oefening verwerven. Meditatie, bijvoorbeeld, is erop gericht om de persoon te doen opgaan in het hier en nu. Met enige training kan iedereen een appelpitje intens beleven.
Jan Foudraine presenteert Jaren van voorbereiding volgens de sandwichformule. In het middenstuk vat hij meditatietechnieken samen aan de hand van begrippen die hij bij Bhagwan Shree Rajneesh heeft geleerd. Rond het middenstuk plaatst Foudraine autobiografische vertelsels. Eerst krijgen we te zien hoe Foudraine tot Bhagwan komt en wat hij dan meemaakt. In het derde deel vertelt Foudraine hoe hij zich verder ontwikkelt als aanhanger van Bhagwan. Het boek is naar zichzelf verwijzend: uitgebreid wordt verteld wat Bhagwan vindt van het boek dat Foudraine nu geschreven heeft.
De titel, Jaren van voorbereiding, suggereert dat het echte werk nu kan beginnen. Aan het slot van het boek verheft Bhagwan Foudraine tot ‘Meester’; hij hoeft geen discipel meer te zijn. Het boek van de nieuwe meester eindigt echter paradoxaal. Foudraine lijkt aan het slot van zijn boek nog meer de spreekbuis van Bhagwan te zijn dan ooit tevoren. Hij citeert Bhagwan uitbundig: de nieuwe meester heeft nu helemaal geen eigen ideeën meer; hij is een discipel geworden die louter de woorden van zijn baas kan rondtoeteren.
Rondbazuinen van andermans ideeën: dat is, volgens dit boek, altijd al Foudraines ideaal geweest. Als jongetje speelde hij graag de rol van koerier. Zodra hij met Bhagwan kennis heeft gemaakt, gaat hij boeken over hem schrijven. Ook reist Foudraine stad en land af om in lezingen de boodschap te doen klinken.
Foudraine als scheepstoeter. Een rancuneuze scheepstoeter: hij voelt zich telkens weer onbegrepen en miskend, behalve door Bhagwan. Wie ooit iets onaardigs heeft geschreven over Foudraine in zijn rol van toeteraar, krijgt er in dit nieuwe boek flink van langs. Foudraine, die zichzelf in het hier en nu wil verliezen, kan niets uit het verleden vergeten of vergeven; hij recenseert uitvoerig de recensenten die vroeger iets over hem opmerkten.
Jan Foudraine