Mels de Jong
Een kleine persoonlijke enquête in mijn omgeving naar kennis omtrent Panaït Istrati, de in 1935 overleden, in het Frans schrijvende Roemeense auteur, leverde slechts negatieve resultaten op. De populariteit die deze schrijver in de jaren twintig en dertig in ons land genoot blijkt kennelijk, ondanks een enkele herdruk na de oorlog, die oorlog toch niet te hebben overleefd. Het is de vraag of de situatie in Frankrijk gunstiger is. Weliswaar verschenen van 1968 tot 1970 zijn verzamelde werken in vier delen en komt er zo nu en dan een pocketboekje uit, maar dat zegt toch weinig over de leesdichtheid, al geeft het wel aan dat er nog een markt is. Opmerkelijk vind ik in ieder geval dat er de laatste jaren met een zekere regelmaat Cahiers Panaït Istrati verschijnen, als betrof het een schrijver van de statuur van een Gide, Proust of Céline. Men kan het hier al of niet mee eens zijn, maar zeker is dat de Cahiers bij lezing veel boeiende lectuur blijken te bevatten en veel verhelderen omtrent de literaire situatie binnen het Europa van het interbellum.
Panaït Istrati en A.M. de Jong in Braïla, 1932.
Panaït Istrati leefde van 1884 tot 1935. Hij was de zoon van een Roemeense moeder en een Griekse vader, een tabaksmokkelaar die al in 1885 aan tuberculose overleed. Na zijn schooltijd volgt het bekende patroon van de twaalf ambachten en dertien ongelukken, maar constanten daarbij zijn zijn grote leeshonger en zijn betrokkenheid bij de arbeidersbeweging. Van meet af aan volgt hij met grote interesse de ontwikkeling van de revolutionaire beweging in Rusland en hij betuigt zijn solidariteit met de protestacties na de arrestatie van Gorki in 1905.
Eveneens constant is zijn grote rusteloosheid die voortkomt uit een fanatiek streven haar een persoonlijke vrijheid. Istrati is de geboren zwerver en reiziger, die het nooit lang op een plaats kan uithouden. ‘En, zegt hij, ‘overal sleep ik boeken mee naar toe, soms een piano en altijd een mooie vrouw.’ Wel bestaat vaak de behoefte om zich te vestigen, maar dan staat de volgende trein al weer gereed voor vertrek. Hij bezoekt Griekenland, Egypte, Syrië, Italië en Frankrijk en verblijft gedurende de Eerste Wereldoorlog voor langere tijd in Zwitserland, waar hij wordt behandeld voor tuberculose. De Europese sanatoria zullen in de jaren die volgen de vaste rustpunten worden in zijn zwervend bestaan. In Zwitserland leert hij Frans spreken en schrijven en verdiept hij zich in het werk van Romain Rolland. Zijn eerste artikel in het Frans draagt als titel: Tolstoïsme ou Bolchevisme.
In 1921 begint zijn briefwisseling met Romain Rolland, die hem vanaf het begin aanmoedigt - ‘U bezit de gave om te schrijven in onverschillig welke taal’ - en die na de eerste roman Kyra Kyralina schrijft: ‘... ik kan niet wachten na vannacht Kyra Kyralina te hebben verslonden... ik moet het u meteen zeggen: het is formidabel! Er bestaat niets in de huidige literatuur van dit formaat. Er is niet een schrijver - mijzelf inbegrepen, iedereen inbegrepen - die in staat is dit te schrijven.’ En vervolgens draalt Rolland niet om Istrati te afficheren als ‘de Gorki van de Balkan’. De omvangrijke correspondentie met Rolland beslaat, gebundeld tot een deel, de afleveringen 2, 3 en 4 van de Cahiers.
Het is niet verwonderlijk na zo veel lof dat in de dan komende jaren een reeks boeken van Istrati het licht ziet. Ze passen allemaal in wat wel de romantisch-realistische stroming wordt genoemd en waartoe ook Rolland zelf gerekend kan worden. Ook in Nederland ontstaat belangstelling en A.M. de Jong zet zich aan de vertaling. Hij schrijft Istrati als hij met bepaalde vertaalproblemen zit en dat wordt het begin niet alleen van een nieuwe briefwisseling, maar bovendien van een hechte vriendschap, nadat Istrati De Jong in 1927 voor het eerst een bezoek gebracht heeft. Het is aan de vooravond van Istrati's vertrek naar Moskou, waar hij is uitgenodigd? samen met onder anderen Rolland, om de tiende verjaardag van de revolutie mee te vieren. Hij gelooft dan nog heilig in het aardse paradijs dat de Sovjetunie zou zijn en verdraagt blijkens zijn brieven niet goed dat er nog andere meningen bestaan. Helaas zijn De Jongs brieven uit deze eerste periode niet bewaard gebleven, zodat de discussie die zij hierover gevoerd hebben niet op de voet valt te volgen. Maar een jaar later, als hij met de Griekse schrijver Kazantzakis voor een langer verblijf de Sovjetunie bezoekt, komt hij al na een paar maanden volkomen gedesillusioneerd terug. Hij verzoekt De Jong om de publikatie van artikelen die hij heeft opgestuurd zo mogelijk nog tegen te houden en schrijft dan: ‘Ik heb behoefte om nog wat te wachten en goed na te denken alvorens wat dan ook over Rusland te publiceren, want de problemen die zich aan mij voordoen zijn nogal complex en onophoudelijk in beweging.’ Later zegt hij: ‘Als de Revolutie de mens niet vrijer maakt, dan zal ik haar met al mijn krachten bestrijden. In de USSR gaat het niet meer om de dictatuur van het proletariaat, maar om de bureaucratische dictatuur over het proletariaat...’