Te zeer bekoord door een alomvattend perspectief
Goudsblom treedt niet genoeg uit Norbert Elias' slagschaduw
Taal en sociale werkelijkheid door J. Goudsblom Uitgever: Meulenhoff, 205 p., f 34,50
Ad van Iterson
Norbert Elias' civilisatiemodel ontmoet meer en meer tegenstand. Een paar voorbeelden. In 1981, tijdens een congres over civilisatieprocessen en -theorieën, maakte de antropoloog Anton Blok zich kwaad over de opmerking van Elias dat bepaalde Afrikaanse volksstammen leefden ‘als wilde dieren in de jungle, steeds bang om gevangen te worden’. Zulk een opmerking getuigde van etnocentrisme, aldus Blok, en hij wees erop dat daarmee ‘de authentieke menselijkheid van andere volken miskend wordt’, zoals hij later in de Sociologische Gids schreef. In hetzelfde nummer van dit blad toonde de socioloog Benjo Maso aan dat Elias in zijn bekendste werk Über den Prozess der Zivilisation gebruik heeft gemaakt van uiterst dubieuze bronnen: onder meer een fanatiek propagandageschrift, bedoeld om de vijand zwart te maken. Een andere socioloog, J.A.A. van Doom, maakte andere bezwaren. In een openbaar debat met zijn collega A. de Swaan zei hij dat de sociologie van Elias te lang blijft staan bij ‘een aanvankelijke waarheid’ in die wetenschap, te weten: ‘alles hangt met alles samen’. Van Doom: ‘Daarna moet je vérder, en ik kóm er niet verder mee.’ De Britse historicus Peter Burke heeft verwante kritiek op het werk van Elias. In een vraaggesprek zei hij wel bewondering voor hem te hebben, maar: ‘Elias' beeld van civilisatie is te simpel. Wij zijn inmiddels verder.’ En hij voegde daaraan toe: ‘Het verbaast me wel eens dat er nog steeds zoveel over Elias geschreven en gesproken wordt.’ Te simpel ook, in de ogen van onder anderen de socioloog Anthony Giddens, is Elias' realisme. Hij heeft geen oog voor de ingewikkelde wisselwerking tussen ‘bewustzijn’ en ‘werkelijkheid’, is de teneur van veel kritiek. De stijl en compositie van Elias' boeken, ten slotte, roepen eveneens bedenkingen
op. Zo werd deze door The Times Literary Supplement omschreven als ‘a contorted social-science dialect’, hetgeen het boek - de Engelse vertaling van deel twee van Über den Prozess - ‘very heavy going’ maakt. En over Een essay over tijd schreef Herman Vuijsje ‘dat het geheel de structuur heeft van een klont deeg’, zodat hij amechtig snakkend naar houvast’ de laatste bladzijde bereikte.
Met de kritiek op Elias is ook de kritiek op J. Goudsblom toegenomen. Deze laatste immers heeft zich niet alleen enorm ingespannen om de erkenning af te dwingen waar Elias recht op heeft, maar ook neemt Goudsblom graag de handschoen op die critici naar Elias werpen. (Elias zelf reageert bijna nooit op kritiek, althans niet in geschrifte.) Daarbij wil Goudsblom volgens sommigen Elias te zeer in bescherming nemen. ‘Pogingen tot exegese en immunisering van de theorie’ behoort wel tot de vriendelijkste formuleringen waarin dit bezwaar is uitgedrukt. In een geruchtmakend artikel in NRC Handelsblad hief Emma Brunt een geheel andere toon aan: ‘(...) als Elias voor sommigen de status van Allah bereikt schijnt te hebben, dan komt Joop Goudsblom zeker de eer toe dat hij de afgelopen tien jaar zijn profeet is geweest.’ Brunts toon heeft navolging gevonden. Zo beschuldigde de Rotterdamse socioloog A.C. Zijderveld Goudsblom onlangs in deze kolommen in niet mis te verstane woorden van imperialisme. ‘Ik weet wel wat Goudsblom wil. Hij wil een einde maken aan het zogenaamde “paradigmatische pluralisme” in de sociologie, een theoretische en methodische veelvormigheid die hij chaotisch en verwarrend vindt.’ Verderop spreekt hij van ‘overspannen en totaliserend denken’. En hij concludeert: ‘Als er zo iets is als een georganiseerde en geïnstitutionaliseerde “figuratiesociologie”, dan moeten we die ten behoeve van Elias en zijn werk terstond opheffen.’ Ook de essayist K.L. Poll, van het begin af aan uiterst sceptisch, haalde recentelijk opnieuw uit met twee artikelen waarin hij schreef dat Goudsblom ‘nu al meer dan twintig jaar kritiekloos, als een hondje, aandraaft achter zijn leermeester, Norbert Elias’. Bovendien hekelde Poll de ‘hedenverheerlijking’ van de figuratiesociologen. Dat wil zeggen: alles wat is gebeurd meten met de
maten van het nu. Zo wordt het heden verheerlijkt ten koste van het verleden.
J. Goudsblom
KLAAS KOPPE
De harde woorden kan men nog naast zich neerleggen, zo niet de boodschap. Het zijn allemaal fundamentele bezwaren die hierboven zijn genoemd. Maar ik vraag me af of we het nog zullen beleven dat Goudsblom eraan tegemoetkomt, al was het maar op een paar punten. Eerlijk gezegd vrees ik het ergste.
Zijderveld en Poll schreven hun kritiek naar aanleiding van het verschijnen van Goudsbloms voorlaatste boek, De sociologie van Norbert Elias. Deze bundel bevatte een lang stuk waarin aan een hele serie auteurs pluimpjes en/of standjes werden uitgedeeld, al naar gelang hun waardering van Elias. De standjes wonnen het overigens ruim van de pluimpjes. Een uiterst frikkerig stuk, dat me vertwijfeld deed afvragen waar de Goudsblom was gebleven van de scherpe stukken in Propria Cures en van vrolijke, zelfironische aforismen als ‘Twijfel ik?’
Nee, zal het antwoord op die vraag nu luiden. Goudsblom twijfelt niet meer. In zijn fraaie artikel ‘Notities over mentaliteit en methode’, gepubliceerd in het helaas verdwenen tijdschrift Symposion, meen ik de sleutel tot deze verandering te hebben gevonden. Eén notitie luidt als volgt: ‘Paradoxaal: degene die in allerlei deel-waarheden het partiële herkent en er daarom aan twijfelt, zal misschien bekoord raken door een meer omvattend perspectief waarvan juist de aanhangers van meer beperkte deelperspectieven het beperkte, het aanvechtbare opvalt. In hun afwijzen van alle deel waarden en hun streven naar een hoger niveau van synthese kunnen sceptici een dogmatische indruk maken.’
De vraag is of dergelijke sceptici door die bekoring van dat ‘meeromvattende perspectief’ niet het gevaar lopen daadwerkelijk dogmatici te worden. Misschien is hier een naïef-realistische houding nu wél op zijn plaats. Het lijkt alsof? Doe niet zo moeilijk, het is gewoon zo!