[7 mei 1988 - Nummer 18]
Ter zake
Diny Schouten
Een Rotterdamse dichtersavond in de Amsterdamse Kleine Komedie, waar optredens van vijf Rotterdamse poëten (Rien Vroegindeweij, Cor Vaandrager, Casper van de Berg, Frans Vogel en Iwan Eng) het theaterprogramma van Jules Deelder vervolmaakten, liep uit op groot tumult, waaraan Het Parool voorpaginanieuws dankte. Twee van de betrokkenen, Cor Vaandrager (‘Ze konden voor deze avond niet om me heen omdat ik in die andere stad de beste ben’) en Casper van de Berg raakten tussen de coulissen verwikkeld in een ernstig handgemeen - de verslaggever van Het Vrije Volk maakt melding van een chaotische vechtpartij met glazen bier als wapens - dat verergerd werd door bemoeienis van een zaal vol ‘brallende studenten’. Een poging tot sussen door een toevallig zich bij het podium ophoudende Simon Vinkenoog (‘Ik ben een vredestichter! Poëzie brengt vrede!’) vermocht niet te helpen. Overweegt Deelders manager René Vallentgoed na het gebeurde om zijn dichterskaravaan voortaan in een andere samenstelling op te laten treden? ‘Helemaal niet,’ is Vallentgoeds antwoord, waarin tevredenheid doorklinkt over de verkregen publiciteit die Deelders eerstvolgend optreden (met Bart Chabot, A. Moonen en Hans Sleutelaar) van meer publiek voorzag. ‘Die ruzie tussen Van de Berg en Vaandrager stelde niks voor,’ is de mening van hun manager. ‘Ze ziekten alleen maar een beetje, maar dat doen ze elke avond in Café Alma waar ze elkaar altijd opzoeken. Bovendien, twee mannen boven de veertig die met elkaar vechten, dat stelt toch nooit wat voor? Volgens mij had de een een kras en de ander een haal.’ Als het dichtersprogramma, waarvan deze
zomer een serie voorstellingen was gepland, niet meer herhaald wordt, komt dat door iets anders, aldus Vallentgoed, die zich daarover wél opwindt: ‘Meneer Peter Berger van WVC bleek plotseling de toegezegde f 50.000,- subsidie vergeten te zijn.’
Uitgeverij Contact kondigt een nieuw boek aan van Anja Meulenbelt: Vanille en andere smaken, een essay over ‘hoe het in de jaren tachtig staat met de bevrijding van de vrouwelijke lust’. Meulenbelt blijft echter in principe, als auteur, beslist bij Van Gennep, tenminste, dat is wat uitgever Rob van Gennep hoopt, dan wel zeker meent te weten. Uitgeverij Van Gennep heeft sinds het deficit van Feministische Uitgeverij Sara zelfs het gehele oeuvre van Anja Meulenbelt in haar fonds, waaronder Meulenbelts eerdere visie op de vrouwelijke seksualiteit Voor onszelf. Restanten gingen kort geleden Van Genneps eigen ramsj in, wat iets verklaart waarom niet tot uitgave van Vanille en andere smaken werd besloten. Dat essay blijkt de Nederlandse versie te zijn van een Duitse bewerking van Voor onszelf die Meulenbelt maakte voor haar Duitse uitgeefster Frauenoffensive. Contact wilde het boek wél graag, zegt redactrice Reintje Gianotten, die heel tevreden is over de geactualiseerde versie. ‘Het macramé-karakter van tien jaar geleden is eruit. Het is niet meer zo betuttelend over de vrouwelijke seks,’ vindt Gianotten. ‘Het zegt niet meer wat je als vrouw zou moeten voelen, maar wat er zoal mogelijk is.’
De in Nederland geboren Lolo Houbein uit Adelaide, Australië won de Dirk Hartogprijs (f 10.000,-) met haar autobiografie A Wrong Face in the Mirror. Het boek zal in november in het Nederlands verschijnen bij uitgeverij Balans, die op het ogenblik successen boekt met een ander Australisch epos, Hughes' The Fatal Shore. De Dirk Hartogprijs werd ingesteld ter gelegenheid van de viering van het Australische bicentennial en genoemd naar de eerste Nederlander die in 1616 bewijsbaar op Australische bodem arriveerde. Een kopie van het tinnen bord dat Dirk Hartog bij die gelegenheid liet graveren gaat naar de prijswinnaar. De jury (onder wie de Australië-gangers Henk Romijn Meijer en Koos Schuur) koos het relaas van mevrouw Houbein uit zestig inzendingen, die overigens ‘een schat van informatie’ beloven op te leveren aan kennis over de emigratiegolf van de jaren vijftig. De jury prees vooral het filosofische gehalte van Lolo Houbeins ‘confrontatie met een nieuwe cultuur en met zichzelf’ en de utopische betekenis die zij aan Australië hecht: ‘een continent waar mensen met verschillende culturele achtergronden vreedzaam met elkaar kunnen samenleven’. De negatieve visie op het continent van het merendeel van de inzenders-emigranten, die vooral schreven over de ‘teleurstellingen ten gevolge van valse hoop’ en ‘uiteindelijke berusting in het Australische lot’, heeft hen beslist niet kansloos gemaakt, bezweert een van de initiatiefneemsters van de prijs, Malou Nozeman. Teleurgestelde inzenders die nu vermoeden dat de organisatoren koningin Beatrix, die het boek officieel aan de Australische regering gaat overhandigen, liever een boek met een positieve boodschap meegeven,
worden verzocht erop te vertrouwen dat alleen de literaire kwaliteit een rol heeft gespeeld bij de jurybeoordeling.
Het eerste manuscript dat uitgever Lionel Deflo sinds zijn aantreden in juli 1986 als directeur van uitgeverij Manteau onder de niet-gevraagde inzendingen aantrof en goed genoeg bevond om uit te geven, was Roosjes thuiskomst, Het geheime leven van JVK door Frits van Noord. De Elsschottiaanse ‘geserreerde’ en ‘ironische’ kwaliteiten van het literaire debuut, inmiddels dooreen klein tiental recensies bevestigd, waren echter niet voldoende om een ‘niet-bestaande’ auteur te kunnen verkopen, weshalve uitgever Deflo aan de auteur smeekte om diens identiteit te mogen prijsgeven: achter ‘Frits van Noord’ gaat de Leuvense hoogleraar in de linguïstiek dr. F.G. Droste schuil. Deflo is ervan overtuigd dat men door Flip Droste te zijn méér iemand is dan door Frits van Noord te heten, en wacht nu de eerste Vlaamse verzoeken in voor interviews, liefst van radio en televisie. ‘Wat ik eigenlijk had gewild, is als ambteloos burger te kunnen voortleven,’ licht Flip Droste, als Noordnederlander sinds vijftien jaar gevestigd in Leuven, bereidwillig toe. De ‘artiestenrol’ die hij voortaan tegenover zijn studenten vreest te moeten spelen deed Droste afschrikken van het literatorschap, al was het ook de behoefte ‘om echt te kunnen zien’ wat zijn roman waard is die hem het manuscript ‘volkomen anoniem’ deed inzenden. Als linguïst geniet Droste bekendheid door populair-wetenschappelijke publikaties over zijn vak in het algemeen-culturele tijdschrift De Gids, evenals door zijn succesvolle boek Het taaldier mens. Het argument van een collega dat hij het zijn uitgever niet kon aandoen om anoniem te blijven en speculaties dat achter de
romanschrijvende hoogleraar in de taalkunde zijn Nederlandse collega prof. Paardekooper stak, deden Droste uiteindelijk zwichten. De reactie van zijn nieuwe landgenoten karakteriseert de Leuvense hoogleraar als charmant: ‘Als men hier vraagt: “Heb jij dat geschreven, Flip?” en je antwoordt: “Ja dat heb ik geschreven, onder pseudoniem,” dan laten ze je verder met rust. Ik blijk gewoon verder te kunnen blijven aanrommelen.’