Tijdschrift
Metz & Co, van oudsher dé winkel in Nederland waar de klassieke bloemetjesstoffen van Liberty werden verkocht, had ook al in de jaren dertig een moderner assortiment. Petra Dupuits bespreekt in Jong Holland 1988/2 de verbouwing van het Haagse filiaal van Metz & Co uit 1934, die onder leiding stond van Willem Penaat, Bart van der Leek en Gerrit Rietveld. De winkel verkocht al enkele jaren stalenbuismeubels van Gerrit Rietveld en bijzondere tapijten naar ontwerp van Bart van der Leek, waarmee de doorbraak naar moderner handelswaar werd ingezet. Metz & Co en dan vooral de afdeling woninginrichting zou zich gaan ontwikkelen als ‘de winkel van het Nieuwe Bouwen’, stelt Dupuits. De twee redevoeringen die bij de opening in 1934 werden gehouden staan in Jong Holland afgedrukt. Volgens de eigenaar-directeur van Metz & Co, Joseph de Leeuw moet de meubelkunst zich aanpassen aan de hedendaagse woonruimte. Kleine huizen en kleine kamers moeten licht geschilderd worden, want dan lijken ze groter en luchtige meubels zoals de metalen-buisstoelen passen daarin. Zijn voordracht wordt wat hoogdravend wanneer hij spreekt over het moderne levensgevoel, over de grotere openheid en grotere levensblijheid waarmee geleefd wordt. Ik kan me niet voorstellen dat dat voor heel erg veel mensen opging in die tijd. ‘Wij leven nu in het licht, en het leven is lyriek, strak en krachtig,’ zegt hij onder meer. De tekst van J.J.P. Oud is wat reëler, wat meer met beide voeten op de grond. Oud had met de verbouwing van Metz niets te maken gehad, maar wel werden door hem ontworpen meubels bij Metz verkocht. Oud herinnert eraan dat hij nogal sceptisch was toen De Leeuw met hem over zijn meubelontwerpen kwam spreken. ‘Ik heb meer voor den handel gewerkt en dikwijls ging de zakelijkheid dan zoover, dat voor de illusie maar weinig plaats over bleef,’ formuleert Oud zijn standpunt. Petra Dupuits
die beide redevoeringen inleidt, werkt aan een dissertatie over de samenwerking van Metz & Co met kunstenaars en architecten. Het zou leuk zijn om daar in Jong Holland meer over te lezen, want het is altijd interessant te weten hoe het destijds zat met de waardering en verkoopbaarheid van bijvoorbeeld meubels die nu als collector's items worden beschouwd. De belangrijkste bijdrage aan Jong Holland is van Marlite Halbertsma. Zij wil een weloverwogen oordeel geven over de kunsthistorische uitgangspunten en de onderzoekmethoden van professor H.L.C. Jaffé. Diens kunsthistorisch oeuvre is groot, veelzijdig en toonaangevend geweest. Jaffé ziet de ontwikkeling van de moderne kunst vooral als een ontwikkeling naar abstractie, waarbij het breken met de weergave van de werkelijkheid het belangrijkste probleem is, stelt Halbertsma. De werkelijkheid is niet langer het onderwerp van de kunst. Waar moderne kunst dan wel over gaat, formuleert Jaffé niet zo duidelijk. Jaffés verklaring van het authentieke Nederlandse karakter van De Stijl is op zijn minst curieus. Inderdaad herhaalt Jaffé zijn mening daaromtrent in vele publikaties. Het Nederlandse landschap is rechtlijning en kunstmatig aangelegd, de Nederlanders zijn perfectionistisch en hygiënisch, ziedaar de oorsprong van de composities van Mondriaan. Terecht zegt Halbertsma dat dit geen verklaringen zijn, maar associaties. Maar, besluit zij deze waardevolle bijdrage: ‘We kunnen oudere opvattingen wel kritiseren, maar we kunnen ze niet bestrijden, evenmin als we de geschiedenis kunnen bestrijden.’
EVACOSSEE