Goedmoedige zelfspot
Laconieke roman van Muriel Spark
A far cry from kensington door Muriel Spark Uitgever: Constable, 189 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 40,80
Nienke Begemann
De titel van deze nieuwe, amusante roman van Muriel Spark, die al lang in Italië woont, heeft een mooie dubbele betekenis - de kreet die in het verhaal geslaakt wordt klonk letterlijk in het verleden, maar ‘a far cry from’ betekent ook zoiets als ‘helemaal niet gelijkend op’, en dat slaat op de hele inhoud van het verhaal. Naar aanleiding van een toevallige ontmoeting met een gehate Engelse broodschrijver in een restaurant in Toscane doet de vertelster uit de doeken welke functie die man in haar leven heeft gehad; daarbij komt haar oude leven in een groot huis in Kensington, dat door een Ierse hospita aan kamerbewoners werd verhuurd, in geuren en kleuren boven, net als de soms merkwaardige uitgeverijen waar ze in die jaren als redacteur werkte.
In het Kensington van '53 en '54 was de vertelster nog Mrs Hawkins, een oorlogsweduwe van achtentwintig, verstandig, moederlijk, vol goede raad voor iedereen - de lezer incluis -, en enorm veel te dik. Ze besluit op een goede dag de helft te gaan eten en drinken van wat ze gewend is als ze zich realiseert dat ze bij de uitgeverij waar ze werkt is aangenomen omdat ze veel te dik is - alle employés daar hebben nu eenmaal een gebrekje (variërend van een wijnvlek tot een vader die wegens moordpartijen is opgehangen) als subtiel wapen in de ondergrondse strijd met de auteurs. Dit inzicht is het begin van een nieuwe identiteit, die culmineert in een huwelijk met haar huisgenoot William, en ‘vele reizen naar Italië’. Mrs. Hawkins verandert zichzelf in Nancy, hoewel William haar Mrs Hawkins blijft noemen als ze hem te veel goede raad geeft.
In wezen is ze natuurlijk dezelfde gebleven, nuchter, eerlijk, op een eigengereide manier christelijk-katholiek (waarbij ze in de loop van het verhaal alle op magie lijkende automatismen kwijtraakt) en gezegend met een scherp oog en een goed gepunt rood potlood waarmee ze ook haar eigen stijl te lijf gaat. Haar relaas is ingetogen - geen uitroeptekens en cursiveringen - en haar gevoel voor humor laconiek. De tragische gebeurtenissen in haar huis in de jaren vijftig beschrijft ze ingehouden, maar woedend - boos op de broodschrijver die ze zijn mediocriteit zo weinig kan vergeven dat ze hem op een ochtend in het begin van haar herinnerde relaas toesist dat hij een ‘pisseur de copie’ is - iemand die kopij produceert bij wijze van urine. Deze rechtstreekse belediging verbaast Mrs Hawkins zelf enigszins, maar ze voelt zich instinctief en moreel gedwongen hem die Franse woorden in zijn gezicht te smijten, met een intensiteit als gold het de verbreiding van het evangelie. Bij iedere nieuwe ontmoeting met de ‘pisseur’ speelt zich hetzelfde af, maar de bal die ze zo lichtzinnig wegkopt komt helaas bij onschuldig publiek terecht, dat door de broodschrijver zonder aarzeling in zijn onhygiënische wraakoefeningen betrokken wordt. Het einde is een treurige zelfmoord van een Poolse refugié, een naaister die bij Mrs Hawkins in huis woont en vaak haar kleren voor haar verandert. De ‘pisseur’ neemt zijn toevlucht tot magische praktijken met de ‘radionics box’, en de Poolse Wanda is zo overtuigd van het succes van die vreemde zwarte doos met zijn zogenaamde stralingen, dat ze gelooft dat Mrs Hawkins daarvan zo mager wordt en binnenkort vast zal sterven. Vol ongeuit schuldgevoel springt ze in een kanaal en verdrinkt.
Muriel Spark
De ‘pisseur’ lijkt meer kwaad te kunnen aanrichten voor Mrs Hawkins in haar werk, maar ook dat is onzin; het komt er gewoon op neer dat ze het onder geen beding kan laten die beledigende tekst te gebruiken als ze hem ziet of met anderen over hem praat. De grootste complicatie daarbij is een beroemd romanschrijfster die géén weerstand heeft kunnen bieden aan de ‘pisseur’ en zich in eerste instantie zijn nederige serviliteit heeft laten aanleunen. Zij probeert vergeefs hem als auteur aan Mrs Hawkins over te doen; als de ‘pisseur’, twintig jaar later, in arren moede ertoe overgaat zijn herinneringen op schrift te stellen, probeert hij de romancière vanzelfsprekend te straffen door roddels en achterklap die op niets berusten en overigens nauwelijks worden opgemerkt.
Al met al blijkt het gewone ‘bedsitter’-leven heel wat gezonder en aardiger dan het leven-met-de-literatuur, en dat is wat Mrs Hawkins in haar nieuwe gedaante hoofdzakelijk te melden heeft. Het lijkt misschien niet zo veel en niet zo nieuw, maar A Far Cry from Kensington leest heel prettig en is onnadrukkelijk, elegant amusant. Het wordt gedragen door de creatie van de vertelster, en de mengeling van nuchterheid, ironie en goedmoedige zelfspot waarmee ze haar verhaal doet, is daarbij een wezenlijk ingrediënt, zoals het ook hoort. Het vaak bizarre beeld van de wereld van de grote en kleine naoorlogse Engelse uitgeverijen is komisch en ongetwijfeld waarheidsgetrouw, en ik rook bij het lezen weer de geuren van het Londen van die dagen, tot en met de boenwas die met lavendel was aangemaakt.
■