Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Mensen in China door Zhang Xinxin en Sang Je Vertaald uit het Engels door R. Dorsman en anderen Uitgever: Het Wereldvenster, 371 p., f 39,90
| |
BezinningsprocesHeel schrijnend komt dit tot uiting in de woorden van een handarbeider in een chemische fabriek, die in de trein, met een exemplaar van De kwaden van de westerse maatschappij op schoot, wordt geïnterviewd: ‘Maar toen de Culturele Revolutie begon, hebben ze mijn vader er verschrikkelijk voor laten boeten, hoewel hij nooit bij de Kwomintang was geweest, en alleen maar in het Jeugdleger had gezeten. Daarna ging het weer wat beter, en keerde hij terug naar het onderwijs. Toen werd hij in elkaar geslagen tijdens de campagne “om de klassen te zuiveren”. En ook na de dood van Lin Biao moest hij het ontgelden (...) Er kwam geen einde aan, en hij kon er niet meer tegen. Hij sprong in een sluiskolk en werd verpletterd. Hij is niet verdronken. Onder de sluisdeur was een kanaal voor het achterwater en als je daar eenmaal in terechtkomt, kom je in een draaikolk terecht, die je tegen de fundamenten van een betonnen dam slaat. Hij draaide de hele dag rond terwijl er een hele menigte stond toe te kijken en niemand wist hoe ze hem er uit moesten krijgen. Uiteindelijk werd er een hijskraan bijgehaald. Hij was nauwelijks herkenbaar. Zijn handen, zijn gezicht en zijn voeten waren weg. Nu kan het me niet meer schelen. Het is net alsof het om de vader van iemand anders ging (...) Ik denk dat iedere generatie zijn eigen problemen heeft. Iedereen maakt goede en slechte tijden mee, iedereen probeert tegen beter weten in een fatsoenlijk leven te leiden, met een beetje vastigheid.’ In hoeverre dit boek uniek is, zoals de vertalers in het voorwoord stellen, doet eigenlijk niet ter zake. Als symptoom van een bezinningsproces waarbij het verleden eindelijk bespreekbaar wordt gemaakt, zou een dergelijk boek antwoord kunnen geven op vragen die de Chinese ‘tweede generatie’ nu of later zou willen stellen. Alleen een dergelijke openlijke en kritische reflectie op het verleden kan de weg bereiden voor het ontstaan van een democratische samenleving. Alleen al om die reden is het ook voor westerse lezers zinvol om van Mensen in China kennis te nemen. Daarnaast ligt de aantrekkelijkheid van dit boek in de directheid waarmee de interviews worden weergegeven. De auteurs hebben hun eigen vragen weggelaten, zodat alleen een monoloog van de geïnterviewde overblijft. Deze wordt vaak niet bij name genoemd, maar slechts geïdentificeerd aan de hand van zijn (of haar) beroep of situatie: de hoofdconducteur, de advocaat, de bloemenverkoopster, ‘vervelend maar eervol werk’, ‘zuurverdiend geld’, ‘oktober, de gouden maand’. In een paar inleidende zinnen wordt de situatie van het gesprek geschetst. Het geheel doet af en toe onmiskenbaar aan de interviews van Ischa Meijer denken, zij het dat de persoonlijkheid van de ondervragers nergens duidelijk op de voorgond treedt. Een citaat uit ‘De Fietser’ (6.40 's morgens op een van de belangrijkste hoofdwegen van Beijing): ‘Ik heb nog nooit gehoord van iemand die staande werd gehouden om haar te vragen over fietsen. Fietsen is gewoon (...) Om regen en wind geef ik niet, maar ik gebruik mijn fiets niet wanneer het sneeuwt. Zodra de sneeuw gesmolten is, spring ik weer op de fiets. De stank van tandpasta, vieze sokken en vet haar in de bussen is om misselijk van te worden (...) Ik denk aan een heleboel dingen wanneer ik op de fiets zit. De jongen... mijn man... heeft ruzie op zijn werk. Maar dat weerhoudt mij er niet van mijn ogen op de weg te houden. Ik heb wel ongelukken gehad. Meestal door mannen die langs je heen strijken wanneer ze als duivels voortrazen. Soms stoten ze je gewoon van je fiets af, en kijken nog niet eens om, de hufters. Ze hebben niet noodzakelijkerwijs een reden om zich zo te haasten, ze kunnen gewoon niet anders, altijd scheuren alsof iemands leven op het spel staat. Mijn man is net zo erg. Thuis maar zitten treuzelen, en het dan goedmaken door te hard te gaan rijden. Maar weinig botsingen gebeuren opzettelijk - alleen vandalen rijden je met opzet aan. En omdat ik me niet optut en niet knap ben, heb ik van niemand last.’ | |
VechtsportenIets van dezelfde directheid klinkt ook door in de verhalen uit Iron and Silk van Mark Salzman, dat nu vertaald als Zijde en zwaard in het Nederlands is uitgekomen. Niet alleen door zijn uitstekende kennis van twee Chinese dialecten, maar vooral door zijn belangstelling voor oosterse gevechtskunsten en voor kalligrafie, was hij in staat om meer dan oppervlak- [Vervolg op pagina 14] |
|