Malaise
Het verhaal is illustratief voor een eerste nieuwe fase in de naoorlogse Engelse literatuur; exemplarisch ook voor het literair bedrijf in de tweede helft van de twintigste eeuw. Het eerste is gemakkelijk aan te tonen: net als in Nederland zaten de Engelse critici in de eerste jaren na de oorlog met de handen in het haar of - wat hetzelfde is - met saaie, lege pagina's. Aan het thuisfront gebeurde weinig: Auden, Isherwood en Huxley waren verdwenen en zaten aan de andere kant van de Oceaan; Joyce, Woolf en Wells waren dood; Eliot en Thomas leefden natuurlijk nog maar behoorden onmiskenbaar bij een andere periode. Datzelfde gold voor Waugh en Snow, die in boeken Als Brideshead een wereld beschreven die niet meer bestond. ‘You're hurt because everything is changed. Jimmy is hurt because everything is the same,’ zegt Alison in dezelfde frase die hiervoor geciteerd werd. Zo ongeveer onderging iedereen het: malaise, gesymboliseerd door Orwells 1984 uit 1949. Het is duidelijk dat uit dit gekreun geen opwindende kopij te halen viel. Ja Parijs, maar enkel met de rive gauche kon de krant toch niet gevuld worden. Zucht. ‘It is closing time in the garden of the West and from now on an artist will be judged only by the resonance of his solitude or the quality of his despair,’ oordeelde Connolly in Horizon. De critici zeiden het hem graag na, al was het alleen maar omdat zij zich in ieder geval zo voelden.
Er verschenen wat obligate stukken over de dood van de roman, het verdwijnen van tijdschriften, het opheffen van uitgeverijen maar niemand was er gelukkig mee. Er hoefde maar even iets te gebeuren en de pers zou erop springen als een bok op de haverkist. De BBC-radio zond gedurende 1952 een serie met de titel New Soundings uit maar het merendeel van de critici was het erover eens dat het mogelijk nieuw was maar in ieder geval vervelend. Pas de publikatie van Lucky Jim (waaruit in New Soundings passages gelezen waren) in het begin van 1954 leek mogelijkheden te bieden. Maar daar bleef het ook bij. ‘Net als de ballade, het No-spel en de Griekse hexameter zal de fictie verdwijnen,’ schreef een criticus midden '55. Zo zou het zijn. Zelfs Osbornes stuk leek aanvankelijk weinig te veranderen. De première was minder sensationeel dan de herinneringen van tijdgenoten ons willen doen geloven en de publiciteitsman yan het Royal Court Theatre zat er dan ook danig mee in de maag. Maar tijdens een interview maakte hij een briljante slip of the tongue door Osborne keuvelend opeens ‘an angry young man’ te noemen. De kreet was geboren. Vlak daarop verscheen Wilsons boek. Eindelijk. In de daaropvolgende maanden werden schrijvers als Osborne, Wilson, Amis, Sillitoe en John Brain onder de noemers working class, provinciaal, nihilistisch, grof en nog wat van die kreten bijeengeveegd en van de stempels ‘angry en young’ voorzien. De Engelse literatuur had zijn nieuwe generatie, de pers zijn kopij. Maar een flink jaar later was het allemaal weer voorbij: de Amerikaanse Beat, het autoongeluk van Françoise Sagan, Rock Around the Clock, Elvis en Jack Kerouac eisten alle aandacht op. ‘Egghead, scrambled’, schreef iemand over Wilson. Het drukt perfect uit wat er na een jaar
publicitaire omeletten-bakkerij van de nieuwe generatie overbleven was: een roereitje.
Dit verhaal, door Harry Ritchie minutieus beschreven, is minder origineel dan lijkt. Het werd al vaker verkondigd, nooit zo uitgebreid maar bekend was het wel. De ‘Angry Young Men’ was een publiciteitsstunt waarbij zelfs de stunters in hun toeren begonnen te geloven. Iets dergelijks beweerde Robert Hewison bijvoorbeeld in zijn studie over de Engelse cultuur in de Koude Oorlog (In Anger, 1981) en zelfs in een bloemlezing uit 1958 werd deze ‘Engelse generatie’ al een produkt van Fleet Street genoemd. Het verwondert daarom enigszins dat Ritchie zijn analyse beperkt tot algemene historische hoofdstukken (1 t/m 3) en een portret van de carrière van vier afzonderlijke schrijvers (Amis, Osborne, Wilson en Sillitoe). De nieuwe publicitaire structuur die deze ontwikkeling mogelijk maakte komt bij hem niet afzonderlijk ter sprake en dat is een gemis. Ik doel natuurlijk op de televisie.